Uitspraak
19 3973 PW
26 juli 2019, 19/648 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, die sinds 6 mei 2009 bijstand ontvangt, heeft langer dan vier weken buiten Nederland verbleven, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand en de terugvordering van € 1.173,68 door het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante haar verblijf in het buitenland niet heeft gemeld, waardoor zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellante voerde aan dat de intrekking en terugvordering onrechtmatig waren, onder andere omdat het college onvoldoende rekening had gehouden met haar financiële belangen en omdat er sprake zou zijn van rechtsongelijkheid tussen bijstandsgerechtigden en WW-uitkeringsgerechtigden. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen en dat de regels van de Participatiewet (PW) dwingend zijn.
De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering terecht waren, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de PW. De beroepsgrond van appellante dat haar eigendomsrecht was geschonden, werd eveneens verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.