ECLI:NL:RBROT:2023:9965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/1225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor overtreding van de Wet Dieren wegens vangletsel bij kuikens

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 3.000,- beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister voor overtreding van de Wet Dieren, naar aanleiding van een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 4 maart 2020. Tijdens deze inspectie werden ernstige letsels geconstateerd bij kuikens die door eiseres werden gehouden. De toezichthouder stelde vast dat de kuikens onnodige pijn en lijden hadden ondervonden tijdens het vangen en transport, wat leidde tot een overschrijding van de interventiegrens van 2% voor vangletsel. Eiseres voerde aan dat de rapportage van de toezichthouder onvoldoende bewijs bood voor de opgelegde boete, maar de rechtbank oordeelde dat de bevindingen van de NVWA voldoende waren onderbouwd en dat de boete terecht was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat eiseres de overtreding had begaan en dat de hoogte van de boete, rekening houdend met eerdere overtredingen, gerechtvaardigd was. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en

[verweerder] , verweerder

(gemachtigde: mr. J.S. Geurtjens en [persoon A] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) waarbij de minister het bezwaar van eiseres tegen het boetebesluit van 8 oktober 2021 ongegrond heeft verklaard. De minister heeft eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 3.000,- voor overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J. de Haas, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hebben op 4 maart 2020 een inspectie uitgevoerd op het slachthuis van eiseres. De bevindingen van de toezichthouders zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 10 maart 2021 (het rapport).
2.1.
In het rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Bevinding(en):Datum en tijdstip van de bevindingen: 4 maart 2021, omstreeks 09:30 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de afdeling panklaar voor het keurbordes, nog voor de uithaler die de orgaanpakketten uit de karkassen haalt, voor het uitvoeren van een vangletselcontrole van koppel 13393 afkomstig van van [eiseres] uit [plaats] (kipnummer: 36788). Het betrof hier een koppel kuikens uit stal 40. De identiteit van dit koppel heb ik geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met de aanvoerplanning en de VKI van deze slachtdag (zie bijlagen). Daarnaast heb ik dit nagevraagd bij de chef panklaar en de chef aanvoer en zij bevestigden dat dit stal 40 van pluimveehouder " [eiseres] " was.
Tijdens de letseltelling, uitgevoerd volgens de werkinstructie bijlage 7 van de K-PLWLZ-
WV01 van de NVWA, zag ik dat er veel bloedingen aanwezig waren op de karkassen. Deze varieerden van donkerrood tot paars. De door mij getelde bloedingen waren groter dan 3 cm. Ik stelde vast dat de meeste bloedingen ter hoogte van de vleugels, de poten en de borststreek zaten.
Ik heb van stal 40 in totaal twee tellingen uitgevoerd. Beide controles duurden twee minuten. De bandsnelheid tijdens de controles was 142 kuikens per minuut. De actuele bandsnelheid heb ik opgezocht op de monitor welke in de service-ruimte naast de panklaar hangt. In totaal heb ik per controle van twee minuten 284 kuikenkarkassen gecontroleerd. Tijdens mijn tellingen waren alle haken bezet.
- Koppel " [eiseres] ", stal 40: tellingen respectievelijk omstreeks 09:32 uur en 09:52 uur. Tijdens de eerste controle heb ik 6 letsels geteld, tijdens de tweede controle 8. Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 2.11% en 2.82% wat een gemiddelde score geeft van 2.47%. Hieruit bleek mij dat de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert, overschreden was.
Uit navraag bij de transporteur bleek dat er tijdens transport niets was gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan (zie ook bijlage transportlijst pluimvee). Ook blijkt uit navraag bij de exploitant van het slachthuis en uit de bevindingen tijdens het reguliere toezicht dat dergelijke letsels niet op het slachthuis hebben kunnen ontstaan.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen.
De letsels bestonden uit grote (>3 cm) donkerrode tot paarse bloedingen ter hoogte van de vleugels, poten en de borststreek. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren.
• Vertrektijd van de veehouderij was 04.30 uur in de ochtend (zie bijlage transportlijst pluimvee).
• Tijd van mijn eerste inspectie was omstreeks 09:32 uur.
• Het Iaden van de kuikens is om 03.30 uur begonnen (zie bijlage transportlijst pluimvee). Het letsel is dan ongeveer tussen 5 uur en 2 minuten en 6 uur en 2 minuten oud.
Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik uit bovenstaande feiten dat hier sprake was van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen tijdens het vangen van de kuikens. De kuikens zijn handmatig gevangen door vangploeg Den Ouden (bijlage transportlijst pluimvee).
De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek heeft er niet voor gezorgd dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren tijdens het vangen zijn nageleefd, waardoor de dieren onnodige pijn en ernstig lijden is berokkend. (…)”
2.2
Op basis van het rapport heeft verweerder de bij het bestreden besluit gehandhaafde boete opgelegd. Daaraan ligt ten grondslag dat de toezichthoudende dierenarts twee letseltellingen heeft uitgevoerd en daarbij heeft vastgesteld dat in 2,11% en 2,82% van de gevallen letsels zijn waargenomen die bestonden uit grote (groter dan 3 cm) donkerrode tot paarse bloedingen ter hoogte van de vleugels. Op basis hiervan stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres als houder van pluimvee op de plaats van vertrek er niet voor zorgde dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden waardoor de dieren onnodige pijn en ernstig lijden is berokkend. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren (de Redeling), en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, Hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening). Verweerder heeft het standaardboetebedrag van € 1.500,- op grond van de recidiveregeling van artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren verhoogd tot € 3.000,-.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder eiseres daarvoor terecht een boete heeft gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat haar ten onrechte een boete is opgelegd omdat het rapport onvoldoende informatie bevat om de gestelde overtreding wettig en overtuigend te kunnen bewijzen. Daartoe betoogt zij dat het aanvangstijdstip van het slachten ontbreekt waardoor niet kan worden nagegaan of de tellingen overeenkomstig het werkvoorschrift zijn uitgevoerd. Evenmin is duidelijk of bij het tellen het bepaalde in artikel 7b.5, derde lid, onder a, van de Regeling is nageleefd. Ook ontbreken foto’s bij het rapport waardoor niet kan worden nagegaan waar de vastgestelde bloedingen zaten en wat de grootte en kleur daarvan was. Voorts heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte de eigen invloed van het kuiken op de door de inspecteur geconstateerde letselschade buiten beschouwing gelaten. Met de stelling dat geen wetenschappelijke onderzoeken bekend zijn waaruit blijkt dat in de stal of in de containers door gedrag van de dieren zelf groot letsel ontstaat, miskent verweerder volgens eiseres dat de bewijslast dat de overtreding is begaan op hem rust. Daarnaast betoogt eiseres dat het om vastlegging van een gemiddeld percentage gaat, wat betekent dat de tellingen representatief moeten zijn.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.2.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.3.
In dit geval heeft de rechtbank geen grond om aan te nemen dat de tellingen niet overeenkomstig werkinstructie K-PL_WLZ-WV01 zijn verricht. In het rapport is duidelijk beschreven wat voor letsel de toezichthouder heeft gezien en is de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen beschreven. Ook staat in het rapport dat er volgens de werkinstructie K-PL_WLZ-WV01 bijlage 7 is geteld. Wat betreft het moment van de tellingen blijkt uit het rapport van bevindingen dat de toezichthouder op 4 maart 2021 om 09.32 uur en om 09.52 uur een telling van twee minuten heeft gedaan. Dit is in overeenstemming met genoemde werkinstructie waarin staat dat twee keer twee minuten wordt geteld, zodat kuikens uit tenminste twee verschillende containers worden geteld. Anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, is niet vereist dat de tellingen op circa 30% en 60% van het koppel moeten plaatsvinden. Deze percentages zijn enkel als indicatie genoemd en vormen geen voorwaarde om een goed beeld te kunnen krijgen van het hele koppel. Zoals het CBb heeft overwogen in de uitspraak van 10 december 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:664), hoeft verweerder zich er bovendien niet van te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel. Op grond van de Transportverordening mag immers aan geen enkel kuiken vangletsel worden toegebracht. Verweerder hanteert alleen een grenswaarde van twee procent voordat handhavend wordt opgetreden tegen geconstateerd vangletsel.
5.4.
In dit geval blijkt uit het rapport dat de toezichthouder zes, respectievelijk acht letsels heeft geteld ter hoogte van de vleugels, poten en de borststreek. Dat komt neer op een gemiddelde score van 2,47% van de getelde kuikens. Tevens is duidelijk beschreven wat voor letsel de toezichthouder heeft gezien en is de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen beschreven. Ook in zoverre heeft de telling plaatsgevonden overeenkomstig het werkvoorschrift. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in het rapport neergelegde bevindingen van de toezichthouder. In de werkinstructie staat dat alleen bloedingen worden geteld die minimaal drie centimeter groot en donkerrood tot paars van kleur zijn. De rechtbank vindt het, op grond van verweerders verwijzing naar wetenschappelijke literatuur in het bestreden besluit, voldoende aannemelijk dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding, waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd, en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld. De rechtbank ziet zich hierin bevestigd door uitspraken van het CBb van 17 december 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:688), 4 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:470) en 12 april 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:168) waarin is overwogen dat er geen aanknopingspunt is voor het oordeel dat de door verweerder gehanteerde methode van het vaststellen van vangletsel niet deugdelijk is. Daarbij heeft het CBb overwogen dat het voldoende aannemelijk is dat als een bloeding donkerrood of paars is én een grootte van 3 cm of meer heeft, de bloeding is ontstaan tijdens het vangen van de kuikens en het laden in de containers en niet is veroorzaakt tijdens het transport en/of in het slachthuis. Gelet hierop en nu uit navraag bij de transporteur is gebleken dat er tijdens transport niets was gebeurd wat letsel van deze aard heeft kunnen doen ontstaan, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op grond van de in het rapport neergelegde bevindingen op het standpunt kunnen stellen dat het letsel tijdens het vangen is ontstaan. Dat het rapport geen foto’s bevat van de bewuste kuikens, doet aan het vorenstaande niet af. De in het rapport opgenomen bevindingen geven reeds voldoende duidelijkheid over de geconstateerde bloedingen. Foto’s zijn niet nodig om het bewijs te leveren dat letsel is geconstateerd. Bovendien dienen foto’s slechts ter illustratie van wat de toezichthouder zoal aan vangletsel heeft waargenomen, aangezien het praktisch niet goed uitvoerbaar is voor de toezichthouder om bij hoge bandsnelheden tegelijkertijd foto’s te maken, vangletsels te tellen en deze te registreren. Deze werkwijze zou teveel afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de uitgevoerde letseltellingen. Nu eiseres in de gelegenheid is geweest de bevindingen van de toezichthouder te weerspreken, bestaat geen grond voor het oordeel dat eiseres, door het ontbreken van foto’s, niet goed in staat is geweest zich deugdelijk te verweren.
6. Op grond van het vorenstaande heeft verweerder aangetoond dat sprake was van gemiddeld 2,47% vangletsel. Daarmee is komen vast te staan dat eiser de haar verweten overtreding heeft begaan. Verweerder was dus bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. Omdat eiseres bij besluit van 17 maart 2017 eerder is beboet voor eenzelfde overtreding en ten tijde van het nemen van het boetebesluit nog geen vijf jaar was verstreken, hetgeen in beroep onweersproken is gebleven, heeft verweerder op grond van artikel 2.5 van het Besluit het boetebedrag van die eerdere overtreding kunnen optellen bij het boetebedrag voor onderhavige overtreding. Dit komt neer op een boete van € 3.000 (€ 1.500,- + € 1.500,-). Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte en evenredigheid van de boete.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.