In het rapport van bevindingen van 12 augustus 2021 (boetezaak 202102153) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen onder meer het volgende:
“
Datum en tijdstip van de bevinding: 12 augustus 2021 omstreeks 11:25 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: [directeur eiseres] , functie: Directeur
Tijdens mijn reguliere inspectie bevond ik mij in de slachthal ter hoogte van het CBS (het classificatiepunt, vervolgens gaan de karkassen door naar de koelcel). Op dit punt in het slachtproces zijn alle slacht- en opknaphandelingen in het kader van de PM-keuring en alle op HACCP gebaseerde controles van de exploitant afgelopen. De norm voor bezoedeling die hier gehanteerd wordt is 0%. Hier kwamen halve karkassen van kalveren langs, geslacht op 12-8-2021 (zie foto 1). Tijdens mijn steekproef in het kader van het "handhavingsprotocol hygiënisch werken en (fecale) bezoedeling bij slachthuizen Landbouwhuisdieren met permanent toezicht" trof ik fecale bezoedeling aan op de binnenzijde van de borstkas op beide helften van 1 karkas. Deze fecale bezoedeling is zichtbaar op foto 2 en 3. De fecale bezoedeling is vervolgens op mijn aanwijzing verwijderddoor het personeel.
Ik heb vervolgens [directeur eiseres] , directeur van [eiseres] hierop aangesproken en de bevindingen met hem besproken.
Bij mijn controle na afloop van het slachtproces zag ik dat het karkas zichtbaar was verontreinigd. Zichtbare verontreinigingen werden niet onmiddellijk verwijderd door bijsnijden of door een andere behandeling met een gelijkwaardig effect.
[…]
Deze bevindingen worden [eiseres] aangerekend.
[…]
Ik bracht de mij bekende [directeur eiseres] , directeur van mijn bevindingen op de hoogte en deelde hem mede dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen. Tevens zei ik hem, of de rechtspersoon die hij vertegenwoordigde, ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht, dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Hierop verklaarde hij mij zoveel mogelijk weergegeven in zijn eigen woorden, het volgende:
"Het is waardeloos dat er zo'n groot gevolg hangt aan het vinden van zo'n kleine, geringe bezoedeling, terwijl er de rest van de dag goed en netjes wordt geslacht. De jongens doen goed hun best en dit is heel demotiverend voor hun. Er zijn al meerdere werknemers weggegaan omdat ze zo niet willen werken en er lichamelijke klachten aan ondervinden. Als de NVWA zo doorgaat zijn over een jaar alle slachthuizen in Nederland gesloten."”
3. Op grond van de rapporten van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres twee keer het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“Een karkas was zichtbaar verontreinigd. Deze zichtbare verontreiniging werd niet onmiddellijk verwijderd door bijsnijden of door een andere behandeling met een gelijkwaardig effect.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid, en Bijlage III, sectie I, Hoofdstuk IV, punt 7 en 10, van Verordening 853/2004.
Verweerder heeft eiseres daarvoor twee keer een boete opgelegd van € 2.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.