In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over informatiebeschikkingen en het verschoningsrecht van een advocaat. De belanghebbende, die in 2009 gewond raakte bij een vliegtuigongeluk, ontving schadevergoedingen van Turkish Airlines en Boeing, maar vermeldde deze niet in zijn belastingaangiften. De FIOD startte een onderzoek naar de belanghebbende, wat leidde tot informatiebeschikkingen van de Inspecteur. De belanghebbende weigerde informatie te verstrekken, met een beroep op het verschoningsrecht van zijn advocaat. Het Hof oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was gegeven, maar vernietigde informatiebeschikking 2 omdat deze was gebaseerd op informatie die onder het verschoningsrecht viel. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof over informatiebeschikking 2, maar oordeelde dat de belanghebbende recht had op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor wat betreft de schadevergoeding en stelde deze vast op € 500. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de Staat en de Staatssecretaris van Financiën.