5.4.De rechtbank ziet om de volgende redenen geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de rapporten van bevindingen.
In de zaak met kenmerk ROT 22/1699
5.4.1.In het rapport van bevindingen van 16 augustus 2021 (IBD-nummer: [nummer 2] ) is duidelijk beschreven dat de toezichthouder in de koelcel heeft gezien dat daar schapenkarkassen hingen, die waren gestempeld met EG-gezondheidsmerk (nr. 725) en dus bestemd voor humane consumptie, maar dat op vijftien van de twintig karkassen op diverse plekken zoals nek, voorpoot, buik en achterpoot fecale bezoedeling aanwezig was. Deze bezoedeling was volgens de toezichthouder herkenbaar aan de groene kleur. De toezichthouder heeft ook in het rapport van bevindingen vermeld dat op dit punt in het slachtproces (dus na het stempelen) alle slacht- en opknaphandelingen in het kader van de postmortemkeuring en alle op HACCP gebaseerde controles van de exploitant zijn afgelopen. Ten slotte heeft de toezichthouder verklaard dat naar aanleiding van zijn bevindingen de bezoedeling van de karkassen is verwijderd.
5.4.2.De minister stelt terecht dat de daartoe opgeleide toezichthouder gezien zijn ervaring deskundig genoeg is om de zichtbare groene plekken als een fecale bezoedeling uit de pens van de schapen te herkennen en dat fotomateriaal daarbij als ondersteunend bewijsmateriaal kan dienen, maar niet noodzakelijk is om een overtreding te kunnen vaststellen of te bewijzen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat deze verontreiniging, gelet op het soort bezoedeling en het moment van constatering, bij het uitslachten is ontstaan.
5.4.3.De toezichthouder heeft in deze zaken de constateringen gedaan bij karkassen in de koelcel, na afloop van het slachtproces. Zoals hiervoor al overwogen, mocht er op dat moment dus geen sprake meer zijn van verontreiniging van karkassen. De minister heeft daarom terecht overtreding van punt 7 en 10 vastgesteld. De stellingen van eiseres dat deze karkassen - mogelijk al meerdere dagen - in de koelcellen van het slachthuis aanwezig waren, dat de toezichthouder niet heeft vastgesteld dat ze na de laatste opknapplek en bij het stempelen verontreinigd waren en dat het enkele feit dat bezoedeling in de koelcel gezien zou zijn niet per definitie betekent dat er niet goed is gehandeld, leiden niet tot een ander oordeel. Die doen namelijk niet af aan de vaststelling dat de bezoedeling is geconstateerd op een punt in het slachtproces waarop alle slacht- en opknaphandelingen in het kader van de postmortemkeuring en alle op HACCP gebaseerde controles zijn afgelopen. Er mag op dat moment geen bezoedeling meer aanwezig zijn, ongeacht hoe de bezoedeling op de karkassen is terechtgekomen.
5.4.4.Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat niet vaststaat dat de karkassen van haar zijn, nu zij ook karkassen afkomstig van andere bedrijven in haar koelcel bewaart, heeft de minister er in het verweerschrift op gewezen dat de schapenkarkassen waar het in het rapport van bevindingen over gaat waren gestempeld met EG-gezondheidsmerk nr. 725, wat het erkenningsnummer van de slachterij van eiseres is. Eiseres heeft dit niet weersproken.
In de zaak met kenmerk ROT 22/1819
5.4.5.In het rapport van bevindingen van 3 augustus 2021 (IBD-nummer: [nummer 3]
) is duidelijk beschreven dat de toezichthouders zagen dat de schapenkarkassen vóór de keurplek tegen elkaar aankwamen en dat dit op meerdere momenten op de dag gebeurde. Dit gebeurde op een plek in het slachtproces waarna de postmortemkeuring door KDS (Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector) nog moest plaatsvinden. De toezichthouders hebben ook vastgesteld dat het bedrijf geen actie ondernam om dit te voorkomen.
5.4.6.Dat de karkassen tegen elkaar aan zijn gekomen voordat de postmortemkeuring was voltooid, heeft eiseres niet betwist. In punt 13, aanhef en onder b, van Bijlage III, sectie I, hoofdstuk IV, van Verordening 853/2004 staat dat zolang de postmortemkeuring niet is voltooid, geen van de delen van een geslacht dier in aanraking mag komen met een ander karkas, met slachtafval of met ingewanden, met inbegrip van die waarop al een postmortemkeuring is uitgevoerd. Dit voorschrift is duidelijk en naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het rapport afdoende dat eiseres dit voorschrift niet heeft nageleefd.
5.4.7.Daarnaast wijst de minister er niet ten onrechte op dat elk karkas een andere bacteriesamenstelling heeft. Als karkassen elkaar raken kan er kruisbesmetting plaatsvinden en dat levert een risico op voor de volksgezondheid. Het is dus van belang om ervoor te zorgen dat karkassen elkaar tot en met de postmortemkeuring niet raken, om zo kruisbesmetting te voorkomen. Het risico dat een karkas zou worden goedgekeurd terwijl het verontreinigd is geraakt door aanraking met een ander karkas was op het moment van de constatering nog niet geweken.
Stelt eiseres terecht dat de overtredingen haar niet kunnen worden verweten?
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de overtredingen, voor zover daar al sprake van is geweest, haar niet kunnen worden verweten (artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht, Awb).
6.1.1.In ROT 22/1699 betoogt eiseres dat, als er al sprake is geweest van bezoedeling, deze niet duidelijk zichtbaar is geweest. Ten onrechte gaat de minister er aan voorbij dat in punt 10 "
zichtbareverontreiniging" staat en niet "verontreiniging". Het is niet uitgesloten en eiseres houdt het voor mogelijk dat de bezoedeling zo klein of vaag was dat deze niet te zien was bij de PM-keuring en de verschillende opknapplekken tijdens het slachtproces.
6.1.2.In ROT 22/1819 betoogt eiseres dat de KDS-medewerkers verantwoordelijk zijn voor het correct uitvoeren van de postmortemkeuring. Indien de KDS-medewerkers meer tijd nodig hebben om een controle bij een karkas uit te voeren - en daardoor de toestroom van karkassen opstroopt - dienen zij de stopknop te gebruiken om het slachtproces tijdelijk stil te leggen. Als er dus tijdens het slachtproces karkassen tegen elkaar aangekomen zijn, is dat het gevolg van het handelen van de KDS-medewerkers. Eiseres heeft de KDS-medewerkers hierop ook aangesproken. Meer kan zij niet doen, omdat zij ten aanzien van hen geen gezagsverhouding heeft. De toezichthoudend dierenarts had dus niet eiseres, maar de KDS-medewerkers moeten aanspreken. Hij kan de KDS-medewerkers wel instrueren en kan zelf ook de stopknop indrukken. Dit is niet gedaan, noch door de KDS-medewerkers, noch door de toezichthouder.