ECLI:NL:RBROT:2023:8828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
10407485 CV EXPL 23-1161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiekostenbeding in arbeidsovereenkomst en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter op 21 september 2023, staat de rechtsgeldigheid van een studiekostenbeding in een arbeidsovereenkomst centraal. Eiser, aangeduid als [eiser01], was in dienst bij RAC2 B.V. als eerste automonteur en had een studiekostenbeding in zijn arbeidsovereenkomst. Na zijn ontslag op 1 februari 2023 verrekende RAC2 een bedrag van € 3.678,38 aan studiekosten met het loon van [eiser01]. Eiser vorderde dit bedrag terug, maar de kantonrechter oordeelde dat RAC2 dit rechtmatig had gedaan op basis van het studiekostenbeding. De rechter concludeerde dat het beding rechtsgeldig was en dat de kosten voor de opleidingen die [eiser01] had gevolgd, mochten worden verrekend met zijn loon. De kantonrechter benadrukte dat het studiekostenbeding duidelijk was en voldeed aan de eisen die daarvoor gelden, waaronder de bepaling dat de terugbetalingsverplichting vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst voortduurt. Eiser stelde dat hij geen studiekosten hoefde terug te betalen omdat hij de opleidingen niet had behaald, maar de rechter oordeelde dat de terugbetalingsverplichting ook gold voor opleidingen die wel waren gevolgd, ongeacht het behalen van een diploma. Daarnaast werd de eis van eiser om de btw niet te betalen afgewezen, omdat hij als afnemer van de opleidingen de btw verschuldigd was. Eiser werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10407485 CV EXPL 23-1161
Bij vervroeging
datum uitspraak: 21 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. D.R. Jadoenath,
tegen
RAC2 B.V., h.o.d.n.
RAC2 B.V. en RAC Autostrada,
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. Vermeer.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘RAC2’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 maart 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van de rechtbank van 13 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 8 september 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2.De zaak

2.1.
[eiser01] is per 1 september 2019 in dienst getreden bij RAC2 als eerste automonteur. In de arbeidsovereenkomst is een studiekostenbeding opgenomen. Gedurende zijn arbeidsovereenkomst heeft [eiser01] meerdere studies gevolgd waarvan RAC2 de kosten heeft betaald. [eiser01] heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 februari 2023. Bij de eindafrekening heeft RAC2 een bedrag van € 3.678,38 aan studiekosten verrekend met het loon dat [eiser01] nog tegoed had. [eiser01] eist in deze procedure dat RAC2 dit bedrag alsnog aan hem uitbetaalt.

3.De beoordeling

3.1.
Deze zaak gaat om de vraag of RAC2 de kosten voor de opleidingen en cursussen die [eiser01] tijdens de arbeidsovereenkomst heeft gevolgd, bij de eindafrekening mocht verrekenen met het loon. De kantonrechter komt tot het oordeel dat dit op grond van het studiekostenbeding in de arbeidsovereenkomst inderdaad mocht, zodat de eis van [eiser01] tot terugbetaling van de studiekosten wordt afgewezen. Dit wordt hierna uitgelegd.
Het studiekostenbeding en de eisen die daarvoor gelden
3.2.
[eiser01] en RAC2 zijn zowel in de eerste arbeidsovereenkomst (voor bepaalde tijd) als in de tweede overeenkomst (voor onbepaalde tijd) het volgende studiekostenbeding overeengekomen:

Artikel 6 — Scholing
1. Werkgever zal de door of voor werknemer gemaakte scholingskosten, welke betrekking hebben op alle vooraf overeengekomen nog te volgen cursussen vooruit betalen na overlegging van de originele factuur.
Indien binnen 24 maanden na het behalen van een dergelijke diploma en/of certificaat het dienstverband wordt beëindigd zullen alle door werkgever betaalde scholingskosten evenredig naar het aantal binnen deze periode vallende maanden met werknemer worden verrekend.
3.3.
Het studiekostenbeding is niet in de wet geregeld, maar uit jurisprudentie van de Hoge Raad [1] volgt dat het systeem van de wet zich niet zonder meer verzet tegen een financiële regeling tussen een werkgever en een werknemer op grond waarvan de werkgever kosten ten behoeve van de scholing van de werknemer wil terugvorderen. Een dergelijk beding moet dan wel:
de tijdspanne vaststellen gedurende welke de werkgever geacht wordt baat te hebben van de door de werknemer gevolgde opleiding;
bepalen dat de werknemer loon moet terugbetalen als de arbeidsovereenkomst tijdens of onmiddellijk na afloop van de studieperiode eindigt;
bepalen dat deze terugbetalingsverplichting vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst voortduurt gedurende de onder a. bedoelde tijdspanne (de glijdende schaal).
Hoewel de uitspraak van de Hoge Raad gaat over terugbetaling van loon (studiekosten in ruime zin), is het vaste rechtspraak [2] dat deze beoordelingsmaatstaf ook geldt voor de opleidingskosten zelf (studiekosten in enge zin).
De uitleg van het studiekostenbeding van [eiser01]
3.4.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat hij geen studiekosten hoeft terug te betalen omdat hij de studies die RAC2 bij hem in rekening brengt, niet heeft behaald. Hij wijst hiervoor op de zinsnede “
na het behalen van een dergelijke[sic]
diploma en/of certificaat” in het studiekostenbeding. Volgens RAC2 daarentegen is de periode van 24 maanden nooit gaan lopen, omdat [eiser01] de studies niet heeft behaald en heeft RAC2 uit coulance onverplicht afgeschreven op de studiekosten. Beide partijen leggen het studiekostenbeding naar het oordeel van de kantonrechter niet juist uit. Voor de uitleg van het studiekostenbeding moet namelijk niet alleen worden gekeken naar de taalkundige uitleg van die bepaling, maar ook naar de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en naar hetgeen zij op grond daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex [3] ). Uit het studiekostenbeding kan worden afgeleid dat RAC2 de volledige kosten van de opleidingen van [eiser01] wilde betalen, voor zover RAC2 gedurende een periode van minimaal 24 maanden zou kunnen profiteren van de kennis en ervaring die [eiser01] hierdoor zou opdoen. Het studiekostenbeding gaat uit van de ideale situatie dat een opleiding die wordt gevolgd ook succesvol wordt afgerond. Partijen hebben er bij de totstandkoming van het beding blijkbaar niet bij stilgestaan dat een opleiding ook kan eindigen zonder diploma of certificaat. Volgens de uitleg die [eiser01] aan het studiekostenbeding geeft, hoeft hij in dat laatste geval nooit studiekosten terug te betalen, ondanks dat hij de betreffende opleiding wel heeft gevolgd en RAC2 de kosten daarvoor heeft betaald. Gelet op de investeringen van RAC2 en het kenbare oogmerk van RAC2 dat zij gedurende enige tijd van de betaalde opleiding wilde profiteren, mocht [eiser01] er op grond van het studiekostenbeding redelijkerwijs niet op vertrouwen dat hij niet behaalde, maar wel gevolgde opleidingen nooit hoefde terug te betalen aan RAC2 bij een voortijdig vertrek. Volgens de uitleg van RAC2 aan de andere kant moet [eiser01] de kosten voor (wel gevolgde, maar) niet behaalde opleidingen altijd terugbetalen bij het einde van de arbeidsovereenkomst, ongeacht hoe lang de arbeidsovereenkomst nadien nog heeft geduurd. Deze uitleg ligt evenmin voor de hand en [eiser01] hoefde dit op grond van het studiekostenbeding niet te verwachten. Een redelijke uitleg van de afspraken tussen partijen brengt met zich mee dat de tijdspanne gedurende welke RAC2 geacht wordt baat te hebben van de door [eiser01] gevolgde opleiding begint op het moment dat de opleiding (al dan niet succesvol) is geëindigd en dat op dat moment de terugbetalingsverplichting evenredig begint te verminderen.
Het studiekostenbeding is rechtsgeldig
3.5.
Voor het overige is het studiekostenbeding, dat zowel in de eerste, tijdelijke arbeidsovereenkomst is opgenomen als in de tweede arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, duidelijk en voldoet het aan de overige eisen die daarvoor gelden: het beding stelt de periode vast waarin RAC2 baat heeft van de opleiding (24 maanden) en bepaalt dat de terugbetalingsverplichting naar evenredigheid vermindert. De hoogte van de studiekosten staat weliswaar niet vermeld in het beding, maar [eiser01] wist wel globaal om hoeveel kosten het ging. [eiser01] was namelijk bekend met de kosten van een deels vergelijkbare opleiding bij zijn vorige werkgever die ongeveer € 4.000,- bedroegen, zoals [eiser01] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Dit bedrag komt ongeveer overeen met het bedrag waar RAC2 aanspraak op maakt. Bovendien ontving [eiser01] zelf een deel van de facturen van de opleiding en moest hij deze bij RAC2 declareren.
3.6.
[eiser01] voert nog aan dat hij geen inspraak heeft gehad in het volgen van de studies en dat het niet volgen van de studies geen realistische optie was. Ook deze stelling leidt er niet toe dat [eiser01] de opleidingskosten niet hoeft terug te betalen. De kantonrechter wil wel aannemen dat RAC2 [eiser01] heeft gestimuleerd om bepaalde opleidingen te volgen, maar [eiser01] heeft onvoldoende onderbouwd dat de voorgestelde opleidingen verplicht waren en dat hij deze niet kon weigeren. Bovendien heeft [eiser01] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij ook zelf wilde doorgroeien van ‘niveau 3’ naar ‘niveau 4’, voor zijn eigen ontwikkeling.
De gevolgde opleidingen waren niet verplicht voor de functie van [eiser01] (artikel 7:611a BW)
3.7.
[eiser01] stelt dat de kosten van een aantal opleidingen voor rekening van RAC2 komen, omdat RAC2 verplicht was [eiser01] deze scholing te verstrekken om het werk waarvoor hij was aangenomen, uit te voeren. Ook dit standpunt wordt verworpen. [eiser01] is aangenomen als eerste monteur. Partijen zijn het erover eens dat [eiser01] geen aanvullende opleiding nodig had om zijn werkzaamheden als eerste monteur uit te kunnen voeren. [eiser01] stelt weliswaar dat hij apk-keuringen moest verrichten, maar dit maakt geen deel uit van de functie waarvoor hij is aangenomen. Voor zover [eiser01] in zijn functie van automonteur werkzaamheden uitvoerde die (ook) deel uitmaken van apk-keuringen, was dit onder de verantwoordelijkheid van een apkkeurmeester, zoals RAC2 terecht stelt. RAC2 was op grond van de arbeidsovereenkomst of wettelijke bepalingen niet gehouden [eiser01] op te (laten) leiden tot apk-keurmeester en dus ook niet om de scholing hiervoor kosteloos aan te bieden. De cursus Veilig Werken aan E-voertuigen heeft RAC2 niet bij [eiser01] in rekening gebracht, zodat zijn stellingen op dit punt niet hoeven te worden besproken.
RAC2 mag de btw aan [eiser01] doorbelasten
3.8.
Volgens [eiser01] brengt RAC2 onterecht ook de btw bij hem in rekening, terwijl RAC2 de btw kan aftrekken bij de aangifte omzetbelasting. De kantonrechter volgt [eiser01] hierin niet. [eiser01] is uiteindelijk als afnemer van de opleidingen de btw over de opleidingskosten verschuldigd. De facturen waar [eiser01] op doelt, zijn gericht aan RAC2. RAC2 kon de btw van deze facturen terugvragen bij de Belastingdienst, zoals zij ook stelt te hebben gedaan. [eiser01] voert geen feiten of omstandigheden aan waaruit zou volgen dat RAC2 de btw die [eiser01] aan haar moet betalen niet zal afdragen of al heeft afgedragen aan de Belastingdienst, zoals zij wettelijk verplicht is te doen. Er is dan ook geen aanleiding om ervan uit te gaan dat RAC2 de btw dubbel doorbelast aan [eiser01] .
proceskosten
3.9.
[eiser01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van RAC2 tot vandaag vast op € 660,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 330,-).
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de eis van [eiser01] af;
4.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van RAC2 tot vandaag worden vastgesteld op € 660,-;
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.424

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816 (https://new.navigator.nl/document/id15761983061012062admusp) (Muller/Van Opzeeland)
2.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 september 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6643, Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 mei 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1545 en Gerechtshof Den Haag 27 juli 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1529
3.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)