Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6974618/18-1943)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de akte van 10 september 2019 van [appellante] met een productie;
- de antwoordakte van 8 oktober 2019 van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
‘… mr. D.W. Boere als advocaat zal optreden met het recht van vervanging’en omdat uit het H-formulier van 16 mei 2019 blijkt dat de memorie van grieven is ingediend namens mr. J.P.G. van Roeyen.
‘met het recht van vervanging’hebben betrekking op de vervanging van mr. Boere als advocaat. Het H-formulier van 16 mei 2019 vermeldt weliswaar behalve mr. Boere als advocaat ook mr. Van Roeyen, maar ook hij is advocaat (van hetzelfde kantoor als mr. Boere). Bovendien heeft [geïntimeerde] bij antwoordakte onder punt 4 aangegeven dat hij zich kan vinden in het herstel van de verkeerde aanduiding in de memorie van grieven door middel van de indiening van een nieuw en gewijzigd exemplaar van de memorie van grieven. [appellante] is dus ontvankelijk in haar hoger beroep.
in conventiegevorderd:
in reconventiegevorderd:
in conventie[appellante] veroordeeld tot;
in conventieen een verklaring voor recht - kort gezegd - dat [appellante] niet gehouden is om de studiekosten, die [geïntimeerde] aan [Makelaardij] heeft betaald, aan [geïntimeerde] terug te betalen.
in conventiealsnog af te wijzen,
in conventiegewezen. Haar grieven hebben uitsluitend daarop betrekking en zij vordert geen ander dictum
in reconventie. Het hof gaat er van uit dat de vordering met betrekking tot de verklaring voor recht op een vergissing berust en daarom ook niet is gehandhaafd in het petitum van de memorie van grieven. [geïntimeerde] heeft dat kennelijk ook zo begrepen gelet op punt 7 van de memorie van antwoord. [appellante] is daar in haar akte niet meer op teruggekomen.
‘de door hem[de werkgever, hof]
gedragen kosten in verband met de studie, zoals omschreven in deze overeenkomst’in artikel 10.4 vallen naar de letter van de genoemde bepalingen alle, namelijk 100% van de studiekosten van genoemde opleiding, dus ook de kosten die door [Makelaardij] zijn gemaakt en die volgens afspraak tussen [appellante] en [geïntimeerde] in het kader van schuldoverneming door [geïntimeerde] aan [Makelaardij] zijn betaald.
‘Studiekosten welke verhaalt worden door [Makelaardij] Makelaardij zullen vergoedt worden door werkgever.’opgenomen. Daaruit blijkt - ook volgens [appellante] gelet op haar toelichting op grief 1 - dat ook die kosten in dat voorstel moesten worden terugbetaald door [appellante] ingevolge punt 12 van dat mailbericht. Zij stelt immers dat juist uit het feit dat die passage niet in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is vermeld volgt, dat de terugbetalingsregeling van artikel 10.4 van de arbeidsovereenkomst uitsluitend ziet op de tijdens het dienstverband bij [geïntimeerde] gemaakte studiekosten.
in conventieterecht toegewezen. Daarmee faalt ook grief 8, waarin is betoogd dat de hoofdsom ten onrechte is toegewezen en daarmee ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten zijn verder geen bezwaren aangevoerd.
in conventie, waarvan beroep, wordt bekrachtigd. [appellante] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.
4.De uitspraak
in conventiegewezen;