Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2023 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres (hierna: [naam eiseres] ),
Procesverloop
Overwegingen
[naam 2] zijn (via [naam bedrijf 1] ) de middellijk bestuurders van [naam eiseres] (hierna: de bestuurders). De bestuurders zijn ook (sinds respectievelijk 9 juli 1996 en 1 januari 2008) bestuurders van het bedrijf [naam bedrijf 2]
20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2551) volgt eveneens dat geen beperkingen zijn gesteld aan de feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden. Hieruit volgt dat niet is vereist dat aan de beoordeling een onherroepelijke veroordeling ten grondslag ligt en ook dat in een bestuursrechtelijke procedure geen strafrechtelijke bewijsregels gelden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 25 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:149, die de rechtbank van overeenkomstige toepassing acht in gevallen zoals dit, volgt onder meer dat de feiten en omstandigheden die worden meegewogen bij het oordeel over het levensgedrag van de vergunningaanvrager, relevant moeten zijn voor de exploitatie van de inrichting. Indien de voorwaarde dat een betrokkene niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn, niet nader is gespecificeerd in een wettelijke regeling, beleidsregels of een ander beleidsstuk en het bestuursorgaan een betrokkene zijn levensgedrag in een concreet geval wil tegenwerpen, moet de motivering van het besluit in ieder geval aan de volgende eisen voldoen. Ten eerste moet het bestuursorgaan motiveren waarom de feiten en omstandigheden die aan zijn oordeel over het levensgedrag ten grondslag liggen in dat concrete geval relevant zijn voor de exploitatie van een inrichting. Ten tweede moet het bestuursorgaan motiveren hoe de betrokkene vooraf had kunnen weten dat hij, gezien die feiten en omstandigheden, niet aan die voorwaarde voldoet. Geringe feiten en omstandigheden die te maken hebben met het levensgedrag mogen op zichzelf bezien niet leiden tot een weigering van een vergunning. Feiten en omstandigheden die wel kunnen leiden tot het oordeel dat de aanvrager van slecht levensgedrag is, mogen niet gedurende een onredelijk lange periode in de weg blijven staan aan verlening van de gevraagde vergunning. Het bestuursorgaan moet daarom ook motiveren waarom de feiten en omstandigheden waarop hij zijn weigering baseert niet gering zijn en waarom zij, ondanks een bepaald tijdsverloop, nog steeds iets zeggen over de betrouwbaarheid van betrokkene om een inrichting op verantwoorde wijze te exploiteren.
1 november 2017 tot en met 21 februari 2019 zijn vanaf een bankrekening van [naam bedrijf 3] achttien overboekingen gedaan naar een bankrekening van [naam bedrijf 2] Elke door [naam bedrijf 2] ontvangen provisie bedraagt 20% van de door [naam bedrijf 3] ontvangen handling fees. Uit deze (onweersproken) feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de provisies die [naam bedrijf 2] heeft ontvangen zijn te herleiden tot de inkomsten die forzza.com heeft gegenereerd uit de illegale online kansspelen. Daarom heeft de Kansspelautoriteit zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de desbetreffende geldbedragen in de gegeven omstandigheden – middellijk – uit enig misdrijf afkomstig waren als bedoeld in artikel 420quater, eerste lid, onder, Sr. Voor zover [naam eiseres] betoogt dat [naam bedrijf 2] in een te ver verwijderd verband staat tot het door forzza.com gepleegde misdrijf, slaagt dit niet. Of een voorwerp is aan te merken als een ‘voorwerp dat afkomstig is uit enig misdrijf’ is niet afhankelijk van de afstand tot het grondmisdrijf. Degenen die werkzaam zijn in een aparte schakel van een keten zullen redelijkerwijs moeten vermoeden dat zij van die keten deel uitmaken. Ook al kunnen zij niet de gehele keten overzien, zij zullen redelijkerwijs moeten vermoeden dat zij slechts een onderdeel van het totaal voor hun rekening nemen en dat anderen in het voor- dan wel natraject hun aandeel hebben geleverd (zie conclusie van A-G Machielse van 31 oktober 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1347). Zoals hierna bij bespreking van het tweede geschilpunt blijkt, is aan dat vereiste voldaan.
De bestuurders hebben ten onrechte nagelaten dit onderzoek te verrichten. Anders dan [naam eiseres] stelt, mochten de bestuurders niet slechts varen op de mededeling van [naam bedrijf 3] dat Curaçao een vergunning had verleend voor het online kansspelaanbod door forzza.com.
Zij hadden redelijkerwijs moeten begrijpen dat Curaçao niet de rechtsmacht heeft om een vergunning te verlenen voor de in Nederland aangeboden kansspelen. Daar komt bij dat in de branche waarin [naam eiseres] werkzaam is, op dat moment algemeen bekend mag worden verondersteld dat online gokken nog niet vergund kon worden in Nederland. Door geen nader onderzoek te verrichten, heeft de Kansspelautoriteit mogen aannemen dat er sprake is van de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid die maakt dat de bestuurders redelijkerwijs moesten vermoeden dat [naam bedrijf 2] geld aannam dat afkomstig is uit enig misdrijf.
4 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9483 treft geen doel. Anders dan in voorliggende zaak waren de feiten in die zaak niet door de bestuurder/directeur zelf gepleegd maar door een frauderende ex-werknemer, was er binnen de gehanteerde terugkijktermijn van acht jaar een betrekkelijk lange feitenvrije periode (ruim vijf jaar) en mocht sinds de antecedenten zich hadden voorgedaan het bedrijf nog jarenlang haar bedrijfsvoering met de voorheen geldende vergunning voortzetten.
Het is niet te rijmen dat de misdragingen van forzza.com leiden tot weigering van de vergunningaanvraag van [naam eiseres] , terwijl forzza.com door de overgangsregeling uit de Beleidsregels vKoa wel in aanmerking zou kunnen komen voor een vergunning voor het exploiteren van online kansspelen.
1 april 2021 is de Wet kansspelen (Wet koa) op afstand in werking getreden. Hierdoor is de onlinekansspelmarkt op 1 oktober 2021 opengesteld. Deze wet heeft als doel om spelers naar verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar aanbod te leiden, oftewel: het kanaliseren van spelers van het illegale naar het legale online aanbod (zie Kamerstukken II 33996, nr. 3, p. 2 en 15). Daarom is in de Vkoa Beleidsregels een tijdelijke overgangsregeling opgenomen, die liep van 1 april 2021 tot 1 april 2022. Deze tijdelijke regeling houdt in dat eerder illegaal online kansspelaanbod niet automatisch tot afwijzing van een aanvraag om een vergunning tot het exploiteren van online kansspelen hoeft te leiden, mits het voldoet aan bepaalde voorwaarden. Zo mag het eerdere illegale aanbod niet binnen 2 jaar en 9 maanden voorafgaand aan de aanvraag hebben plaatsgevonden en moet dit aanbod binnen de door de Kansspelautoriteit aangegeven grenzen zijn gebleven. Verder moeten aanvragers voldoen aan de overige in de vkoa Beleidsregels genoemde voorwaarden. Hiermee wordt een balans gevonden tussen het kanalisatiebelang en het belang van veilig aanbod. Dit kanalisatiebelang speelt geen rol bij de exploitatievergunning van speelautomaten zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van een (ongerechtvaardigde) ongelijke behandeling tussen [naam eiseres] en forzza.com. Bovendien is het maar de vraag of forzza.com in aanmerking zou zijn gekomen voor een koa-vergunning gelet op het eerdere gebruik van cash centers (zie artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder c, punt vi van de vkoa Beleidsregels). Overigens heeft de Kansspelautoriteit ter zitting verklaard dat forzza.com geen koa-vergunning heeft aangevraagd en staat de tijdelijke overgangsregeling niet langer open. Ook in die zin is er dus geen sprake van een (ongerechtvaardigde) ongelijke behandeling. De onder 6 weergegeven beroepsgrond slaagt niet.