ECLI:NL:RBROT:2023:3592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
ROT 22/2342 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over Wob-verzoek en dwangsom door de Minister van Financiën

In deze zaak heeft opposant op 16 mei 2022 beroep ingesteld omdat de Minister van Financiën niet tijdig had beslist op zijn Wob-verzoek van 27 maart 2022. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 29 juni 2022 het beroep gegrond verklaard en de Minister opgedragen om uiterlijk 8 juli 2022 alsnog te beslissen op het verzoek, met een dwangsom bij overschrijding van deze termijn. Opposant heeft vervolgens verzet ingesteld tegen deze uitspraak, omdat hij zich ongelijk behandeld voelt in vergelijking met andere zaken waarin hogere dwangsommen zijn opgelegd. Hij betoogt dat de Minister de gevraagde documenten niet openbaar wil maken en dat er sprake is van een verboden onderscheid in de werving en selectie. Opposant stelt dat de openbaring van documenten van groot belang is voor zijn standpunt in een andere schadevergoedingszaak en dat de Minister onrechtmatig gegevens verwerkt, wat strijdig is met de AVG.

De verzetrechter heeft de vraag te beantwoorden of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht is gedaan. De beoordeling is beperkt tot de vraag of er twijfel bestaat over de buiten-zittinguitspraak. De rechter concludeert dat de argumenten van opposant niet leiden tot twijfel over de eerdere uitspraak. De door opposant aangehaalde uitspraken verschillen dermate van de onderhavige zaak dat er geen reden is om een hogere dwangsom op te leggen. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2342 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2023 op het verzet van

[opposant], te [plaatsnaam], opposant.

Inleiding

Opposant heeft op 16 mei 2022 beroep ingesteld omdat niet tijdig zou zijn beslist op zijn Wob [1] (nu: Woo) [2] -verzoek van 27 maart 2022 door de minister van Financiën (de Minister). Bij uitspraak van 29 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht om te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 6 april 2023 op zitting behandeld. Opposant is verschenen.

De uitspraak van 29 juni 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb [3] biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de Minister heeft erkend niet tijdig te hebben beslist op het Woo-verzoek van opposant en heeft de Minister opgedragen om uiterlijk 8 juli 2022 alsnog te beslissen op het Woo-verzoek, op straffe van een dwangsom in het geval deze termijn wordt overschreden.

Het verzet van opposant

2. In verzet voert opposant aan dat hij zich ongelijk voelt behandeld, nu in – naar opposant meent – vergelijkbare zaken een verhoogde dwangsom (€ 250,- per dag) is opgelegd. [4] Daarbij voert opposant aan dat deze rechtbank zich schuldig heeft gemaakt aan ongelijke behandeling. [5] Er dient een hogere dwangsom te worden opgelegd aan de Minister, nu opposant het vermoeden heeft dat de Minister de gevraagde documenten niet openbaar wil maken. Ter onderbouwing van het standpunt dat een extra dwangsom moet worden opgelegd, verwijst opposant naar beleid. [6] De reden voor het Woo-verzoek van opposant is dat bij de Minister sprake was van een verboden onderscheid in de werving en selectie. Nu de stukken niet zijn verstrekt, kan opposant zijn standpunt in een andere schadevergoedingszaak niet onderbouwen. Opposant betoogt dat sprake is van een zeer groot belang, namelijk de openbaring van documenten over structurele discriminatie die heeft plaatsgevonden bij de Minister. Omdat de Minister volgens opposant de maximale dwangsom wil verbeuren om zo de documenten niet openbaar te maken, verzoekt opposant een hogere dwangsom vast te stellen, zodat de Minister (en andere ministeries) het voortaan nalaten om zich te committeren tot verboden onderscheid. Opposant betoogt verder dat de Minister onrechtmatig gegevens verwerkt (waaronder het telefoonnummer van opposant) en dat daarmee sprake is van strijd met de AVG. [7]

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant bij de uitspraak van 29 juni 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. Opposant is het niet eens met de in de buiten-zittinguitspraak aan de Minister opgelegde dwangsom in het geval van niet-tijdig beslissen. Wat opposant in verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak. De door opposant aangehaalde uitspraken, waarin een hogere dwangsom per dag is opgelegd, verschillen dermate van deze zaak dat niet kan worden gezegd dat ook in deze zaak een hogere dwangsom per dag zou moeten worden opgelegd. Wat opposant verder in verzet heeft aangevoerd leidt evenmin tot twijfel.

Conclusie en gevolgen

5. Door wat opposant heeft aangevoerd is geen twijfel ontstaan over de uitspraak van 29 juni 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur
2.Wet open overheid
3.Algemene wet bestuursrecht
5.Onder verwijzing naar een oordeel van het College voor de rechten van de Mens,
7.Algemene verordening gegevensbescherming