Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, een individu, beroep heeft ingesteld tegen de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Eiser had op 17 juli 2020 verzoeken ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie te verkrijgen over thermisch gereinigde grond (TGG) en teerhoudend asfaltgranulaat (TAG). De staatssecretaris heeft echter niet tijdig een besluit genomen op deze verzoeken, wat heeft geleid tot de rechtszaak. Eiser heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld en beroep ingesteld op 12 oktober 2021, omdat er geen besluit was genomen binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de door de rechtbank eerder gestelde termijn van vier weken een besluit had genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris een langere termijn nodig heeft om te beslissen op de Wob-verzoeken, gezien de omvang van de documenten die beoordeeld moesten worden. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris uiterlijk op 31 januari 2022 een besluit moet nemen en heeft een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- moet vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.