ECLI:NL:RBROT:2023:11893

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/7314
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake openbaarmaking van stukken over ontslag raadsheer

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een veelprocedeerder, eiser, en de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had verzocht om openbaarmaking van alle stukken met betrekking tot het zelf genomen ontslag van een raadsheer. De Minister heeft deze aanvraag op 20 september 2023 niet in behandeling genomen en het bezwaar van eiser tegen dit besluit op 31 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser misbruik maakt van recht, omdat hij geen griffierecht heeft voldaan. Dit verzuim is in strijd met artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Eiser had verzocht om ontheffing van deze verplichting op basis van betalingsonmacht, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, verwijzend naar het grote aantal procedures dat eiser heeft aangespannen en zijn procedeergedrag.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn dat eiser in dit geval geen misbruik maakt van recht. De uitspraak benadrukt dat de bestuursrechter zonder eiser te horen kan oordelen over misbruik van recht, en dat eerdere rechtspraak van de Afdeling in dit geval niet van toepassing is. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7314
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiser,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid (de Minister), verweerder.

Procesverloop

1. Op 20 september 2023 heeft de Minister besloten een aanvraag van eiser om openbaarmaking van alle stukken over het zelf genomen ontslag van een raadsheer niet in behandeling te nemen.
2. Bij besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de Minister het bezwaar van eiser tegen het besluit van 31 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

4. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting met toepassing van artikel 8:54 van de Awb.
5. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht en daarom verzocht te worden ontheven van de verplichting om het verschuldigde griffierecht te voldoen. De griffier heeft bij brief van 6 november 2023 het beroep op betalingsonmacht afgewezen. De reden hiervoor is dat de rechtbank gelet op de grote hoeveelheid procedures en procedeergedrag van eiser ervan uitgaat dat eiser misbruik maakt van recht. De griffier heeft eiser er daarbij op gewezen dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht tot gevolg kan hebben dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
6. Eiser betoogt dat de rechtbank zijn beroepen niet kan afdoen via misbruik van recht zonder hem eerst te horen. Eiser heeft het griffierecht niet voldaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser misbruik maakt van recht en dat hij daarom geen aanspraak kan maken op ontheffing van de verplichting griffierecht te voldoen. Door geen griffierecht te voldoen is hij in verzuim als bedoeld in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
8. Het door een rechtzoekende, wiens beroep op betalingsonmacht eenmaal door de bestuursrechter is gehonoreerd, veelvuldig – al dan niet tegelijkertijd of nagenoeg tegelijkertijd – starten van procedures waarin telkens een beroep op betalingsonmacht wordt gedaan, kan de bestuursrechter onder omstandigheden tot de slotsom leiden dat sprake is van misbruik van recht (ECLI:NL:RVS:2016:2730 en ECLI:NL:CRVB:2016:3978). Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een rechtzoekende misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die rechtzoekende worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel (ECLI:NL:RVS:2015:3830 en ECLI:NL:CRVB:2022:880).
9. De rechtbank heeft eiser inmiddels veelvuldig tegengeworpen dat in beginsel wordt uitgegaan van misbruik van recht en hij om die reden geen ontheffing van griffierecht krijgt (bijv. ECLI:NL:RBROT:2019:4060).
10. Anders dan eiser betoogt kan de bestuursrechter zonder eiser te horen tot het oordeel komen dat wederom sprake is van misbruik van recht. Eerdere rechtspraak van de Afdeling waarop eiser zich beroept – en die overigens betrekking heeft op de fase van verzet – heeft geen betekenis meer nu de Afdeling inmiddels de Centrale Raad van Beroep heeft gevolgd dat ingeval misbruik van recht het niet desgevraagd horen van eiser niet leidt tot doorbreking van het appelverbod. Beide hogerberoepsrechters hebben in dit verband geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat eiser misbruik van recht maakte (ECLI:NL:RVS:2023:4063 en ECLI:NL:CRVB:2022:105).
11. Er zijn geen aanknopingspunten dat eiser in dit geval geen misbruik maakt van recht. Integendeel. Zo valt niet in te zien welke belang eiser heeft met zijn verzoek om informatie over het zelf genomen ontslag van een raadsheer.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 19 december 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.