ECLI:NL:RBROT:2023:11892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/6915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht en ontheffing griffierecht in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en VGZ Zorgkantoor B.V. De eiser had verzocht om openbaarmaking van informatie over een zorgverlener, maar het zorgkantoor had dit verzoek afgewezen. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij een beroep deed op betalingsonmacht en verzocht om ontheffing van het griffierecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser misbruik maakt van recht, gezien zijn veelvuldige procedures en het procedeergedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet voldoen aan het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die zouden wijzen op een rechtens te honoreren belang bij de gevraagde informatie. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6915
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiser,

en
VGZ Zorgkantoor B.V.(het zorgkantoor), verweerster.

Inleiding

1. Op 7 maart 2023 heeft het zorgkantoor het verzoek van eiser om openbaarmaking van alle informatie over een door hem genoemde zorgverlener die een zorgovereenkomst heeft afgesloten met een aantal budgethouders die ALS-patiënt zijn afgewezen.
2. Bij besluit van 11 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het zorgkantoor het bezwaar van eiser tegen het besluit van 7 maart 2023 ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Beoordeling

4. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting met toepassing van artikel 8:54 van de Awb.
5. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht en daarom verzocht te worden ontheven van de verplichting om het verschuldigde griffierecht te voldoen. De griffier heeft bij brief van 19 oktober 2023 het beroep op betalingsonmacht afgewezen. De reden hiervoor is dat de rechtbank gelet op de grote hoeveelheid procedures en het procedeergedrag van eiser ervan uitgaat dat eiser misbruik maakt van recht. De griffier heeft eiser er daarbij op gewezen dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht tot gevolg kan hebben dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
6. Eiser heeft de rechtbank op 22 oktober 2023 bericht dat de rechtbank gelet op rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zijn beroepen niet kan afdoen op grond van misbruik van recht zonder hem eerst te horen. Verder heeft eiser gesteld dat hij voldoet aan de criteria voor vrijstelling van het griffierecht. Eiser heeft het griffierecht niet voldaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser misbruik maakt van recht en dat hij daarom geen aanspraak kan maken op ontheffing van de verplichting griffierecht te voldoen. Door geen griffierecht te voldoen is hij in verzuim als bedoeld in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
8. Het door een rechtzoekende, wiens beroep op betalingsonmacht eenmaal door de bestuursrechter is gehonoreerd, veelvuldig – al dan niet tegelijkertijd of nagenoeg tegelijkertijd – starten van procedures waarin telkens een beroep op betalingsonmacht wordt gedaan, kan de bestuursrechter onder omstandigheden tot de slotsom leiden dat sprake is van misbruik van recht (ECLI:NL:RVS:2016:2730 en ECLI:NL:CRVB:2016:3978). Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een rechtzoekende misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die rechtzoekende worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel (ECLI:NL:RVS:2015:3830 en ECLI:NL:CRVB:2022:880).
9. De rechtbank heeft eiser inmiddels veelvuldig tegengeworpen dat in beginsel wordt uitgegaan van misbruik van recht en hij om die reden geen ontheffing van griffierecht krijgt (bijv. ECLI:NL:RBROT:2019:4060).
10. Anders dan eiser stelt kan de bestuursrechter zonder eiser te horen tot het oordeel komen dat wederom sprake is van misbruik van recht. Eerdere rechtspraak van de Afdeling waarop eiser zich beroept – en die overigens betrekking heeft op de fase van verzet – heeft geen betekenis meer nu de Afdeling inmiddels de Centrale Raad van Beroep heeft gevolgd dat in geval van misbruik van recht het niet horen van eiser niet leidt tot doorbreking van het appelverbod. Beide hogerberoepsrechters hebben in dit verband geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat eiser misbruik van recht maakte (ECLI:NL:RVS:2023:4063 en ECLI:NL:CRVB:2022:105).
11. Er zijn geen aanknopingspunten dat eiser in dit geval geen misbruik maakt van recht. Zo valt niet in te zien welk rechtens te honoreren belang eiser heeft bij het verstrekken van de door hem gevraagde informatie.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 19 december 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.