1.7.De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen enkele vragen van de rechtbank te beantwoorden. Op 22 september 2023 heeft eiseres de vragen van de rechtbank schriftelijk beantwoord. Bij brief van 3 november 2023 heeft het college gereageerd op de antwoorden van eiseres. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. Eiseres ontvangt sinds 6 april 2017 een bijstandsuitkering naar de
kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden. Eiseres woont samen met haar twee meerderjarige zoons, [naam 2] en [naam 3] . In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering van eiseres is haar verzocht om de afschriften van al haar bankrekeningen over te leggen over de periode 1 februari 2022 tot en met 30 april 2022 en over de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 januari 2022.
3. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat in de periode van 1 september 2021 tot en met 31 december 2021 te veel bijschrijvingen op haar bankrekening heeft ontvangen van haar kostendelende inwonende zoons. Eiseres heeft haar inlichtingenplicht geschonden door deze bijschrijvingen niet te melden. De stortingen en bijschrijvingen op de bankrekeningen zijn door het college als inkomsten aangemerkt. Eiseres kon het ontvangen geld immers gebruiken voor haar levensonderhoud. Er zijn geen dringende redenen om van de terugvordering af te zien
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij in de problemen zou komen als zij geen extra bijdragen aan haar thuiswonende zoons zou vragen. Eiseres stelt dat zij de bijdragen van de zoons besteedde voor de vaste lasten en andere kosten die zij voor haar zoons maakte.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Een besluit tot herziening dan wel intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstand verlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening dan wel intrekking is voldaan, in beginsel op het bijstand verlenend orgaan rust
.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) worden kasstortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw beschouwd (bijvoorbeeld de uitspraken van 22 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:321) en van 19 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:644). Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is voorts sprake van inkomsten als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pw. Voorts worden periodieke betalingen van derden, waaronder familieleden, aan bijstandontvangers - ongeacht in welke vorm deze worden verstrekt en waarover vrijelijk kan worden beschikt - als inkomen van de bijstandontvanger aangemerkt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 14 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1705). Ook eenmalig ontvangen betalingen kunnen als inkomen worden aangemerkt. Bij kasstortingen is sprake van contante bedragen waarvan de herkomst en daarmee de inkomensbron in beginsel onduidelijk is. Indien het bedrag van de kasstorting kan worden aangewend voor de voorziening in het levensonderhoud, moet het bedrag daarom in beginsel worden aangemerkt als inkomen. Het ligt dan op de weg van de betrokkene om aannemelijk te maken dat geen sprake is van inkomen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1055). 8. De rechtbank is van oordeel dat het voor eiseres redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de contante stortingen en de bijschrijvingen van haar zoons op haar bankrekeningen, voor zover die de kostendelersnorm overschrijden, gegevens zijn die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat eiseres daarvan dus melding had moeten maken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de op haar rustende wettelijke inlichtingenplicht heeft geschonden.
9. Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor herziening dan wel intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre eiseres verkeert in bijstand behoevende omstandigheden. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Eiseres is hierin niet geslaagd.
10. Nu de betreffende stortingen en bijschrijvingen een terugkerend karakter hebben, door eiseres konden worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover zij een beroep op bijstand deed, heeft het college deze op goede gronden aangemerkt als inkomsten in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Pw over de maanden waarin de stortingen en bijschrijvingen hebben plaatsgevonden. Als gevolg daarvan heeft eiseres vanaf 1 september 2021 een te hoog bedrag aan bijstand ontvangen en is het college op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw verplicht het besluit tot toekenning van de bijstandsuitkering van eiseres vanaf die datum te herzien. Eveneens is het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw verplicht de kosten van bijstand die door de schending van de inlichtingenplicht te veel zijn ontvangen, terug te vorderen.
11. Het college heeft op basis van de door eiseres in bezwaar overgelegde bankafschriften het recht op bijstand van eiseres vastgesteld. Daartoe heeft het college over de maanden september tot en met december 2021 de werkelijke bijdrage van de zoons verminderd met de redelijke bijdrage voor kostendeling. De uitkomst heeft het college vervolgens verminderd met uit de bankafschriften van eiseres gebleken uitgaven voor de kinderen. Het resultaat van die berekening beschouwt het college als teveel ontvangen middelen. Het college heeft toegelicht dat naast de vaste lasten ook rekening is gehouden met de boodschappen en andere uitgaven die te herleiden waren naar de inwonende zonen. Eiseres heeft op de vragen van de rechtbank naar aanleiding van uit de bankafschriften blijkende betalingen voor thuisbezorgmaaltijden schriftelijk verklaard dat zij deze maaltijden voor haar zoons heeft betaald en dat zij altijd voor zichzelf kookt. Het college heeft dit niet (gemotiveerd) bestreden. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat eiseres de kosten voor thuisbezorgmaaltijden ten bedrage van in totaal € 322,50 ten behoeve van de inwonende zoons heeft gemaakt. Het college had hiermee in de berekening van het terug te vorderen bedrag rekening moeten houden. In zoverre is het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd en is het beroep gegrond.