ECLI:NL:CRVB:2019:644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand in verband met niet gemelde kasstortingen en de gevolgen voor het inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellanten, die sinds 1 februari 2007 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet (PW), hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo om hun bijstand te herzien en terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op anonieme meldingen over niet-gemelde kasstortingen op hun bankrekening, die als inkomen werden aangemerkt.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten geen melding hebben gemaakt van de kasstortingen, die in totaal € 625,- bedroegen, en dat zij daarmee de inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad oordeelde dat het college terecht de kasstortingen als inkomen heeft aangemerkt, omdat deze bedragen konden worden aangewend voor het levensonderhoud van appellanten. De stelling van appellanten dat de stortingen afkomstig waren van leningen bij familie en vrienden werd verworpen, omdat zij deze niet met objectieve bewijsstukken konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden voor herziening van de bijstand is voldaan. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.