ECLI:NL:RBROT:2023:10899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
ROT 22/2943 en 22/3096
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over naheffingsaanslagen en aanmaningskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2023 uitspraak gedaan in de zaken ROT 22/2943 en ROT 22/3096, waarbij eiser in beroep is gegaan tegen de aanmaningskosten die door de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam zijn opgelegd. Eiser ontkende de ontvangst van de naheffingsaanslagen en betwistte de verzendadministratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich had aangemeld voor digitale toezending via MijnOverheid, waardoor de naheffingsaanslagen digitaal zijn verzonden. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslagen zijn verzonden en dat eiser deze had moeten ontvangen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij de aanslagen niet heeft ontvangen, en de rechtbank concludeerde dat de aanmaningskosten terecht in rekening zijn gebracht. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/2943 en 22/3096

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2023 in de zaken tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach,
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij brief van 8 maart 2022 heeft verweerder aan eiser een aanmaning gestuurd waarbij ook aanmaningskosten van € 8,- zijn opgelegd. (ROT 22/3096)
Bij brief van 15 maart 2022 heeft verweerder aan eiser een aanmaning gestuurd waarbij ook aanmaningskosten van € 8,- zijn opgelegd. (ROT 22/2943)
Bij uitspraken op bezwaar van 31 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de aanmaningen ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, te weten [persoon A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder terecht de aanmaningskosten in rekening heeft gebracht.
2. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift de ontvangst van de naheffingsaanslagen betwist. Nadat hij bij de uitspraken op bezwaar de verzendadministratie heeft ontvangen van beide aanslagen, is hij in beroep van mening dat de verzendadministratie niet deugt. Volgens eiser kan niet worden vastgesteld dat de brieven daadwerkelijk zijn verzonden of gepost. Er is geen envelop overgelegd of een stuk van de postkamer. Eiser verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1175, en de uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:636 en van 11 augustus 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6323 en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9585 en van 28 november 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB8912.
3. Verweerder stelt dat eiser zich voor de Berichtenbox van MijnOverheid heeft aangemeld en dat de naheffingsaanslagen in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid zijn geplaatst. De aanslagen zijn dus digitaal verzonden. Hij wijst in dit verband op de schermprints van het verzendsysteem van verweerder.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is.
4.2.
Verweerder heeft toegelicht dat eiser zich bij MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale toezending van berichten door verweerder en dat hij vanwege die aanmelding de naheffingsaanslagen digitaal aan eiser heeft verstuurd. Eiser heeft niet betwist dat hij zich bij MijnOverheid heeft aangemeld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de door verweerder geschetste gang van zaken. Verweerder mocht er dan ook voor kiezen de naheffingsaanslagen via de Berichtenbox van MijnOverheid digitaal bekend te maken. De aanslagen zijn dus niet fysiek per post verzonden waardoor eisers stelling dat niet aannemelijk is dat de brieven daadwerkelijk zijn verzonden en gepost omdat er geen envelop of stuk van de postkamer is overgelegd, geen doel treft.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde verzendadministratie aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen via de Berichtenbox van MijnOverheid aan eiser zijn verzonden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het vorderingsnummer en de dagtekening op de schermprints overeenkomen met die op de naheffingsaanslagen. Ook correspondeert het referentienummer op de schermprints met het nummer op de aanslagen. De statuscode ‘Verwerkt’, zoals vermeld op de schermprint, wijst er volgens verweerder op dat de naheffingsaanslag door middel van de Berichtenbox van MijnOverheid kan worden ingezien. Verweerder heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanslagen zijn verzonden en geplaatst in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat eiser de naheffingsaanslagen heeft ontvangen. Vervolgens ligt het op de weg van eiser om dit vermoeden te ontzenuwen. De enkele ontkenning van de ontvangst is daarvoor onvoldoende.
5. Ter zitting heeft eiser gesteld dat de naheffing niet door hem is ontvangen omdat hij geen pushmelding heeft gehad. Verweerder heeft daarover toegelicht dat indien iemand zich aanmeldt voor MijnOverheid, het aan diegene zelf is om zijn voorkeuren in te stellen met betrekking tot het ontvangen van (push)meldingen. Of eiser een pushmelding heeft gekregen kan verweerder niet achterhalen. De rechtbank is van oordeel dat het eisers eigen verantwoordelijkheid is om regelmatig zijn berichtenbox te controleren wanneer hij zelf heeft aangegeven gebruik te willen maken van MijnOverheid. Nu eiser pas ter zitting, zonder enige onderbouwing, heeft ontkend geen pushmelding te hebben ontvangen, acht de rechtbank dit geen doorslaggevend argument die ontvangst van de naheffingen ontzenuwd.
6. Uit het voorgaande volgt dat eiser de naheffingsaanslagen heeft ontvangen. Nu op deze naheffingsaanslagen staat vermeld dat deze uiterlijk 14 februari 2022 respectievelijk 22 februari 2022 moeten zijn betaald, en eiser deze niet vóór de betreffende vervaldata heeft betaald, heeft verweerder de aanmaningskosten terecht bij eiser in rekening heeft gebracht.
7. De beroepen zijn daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).