In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkering. Verweerder heeft met het primaire besluit van 14 juli 2022 bepaald dat eiseres € 15.890,54 moet terugbetalen, omdat zij te veel toeslag bovenop haar WAO-uitkering heeft ontvangen. Met het bestreden besluit van 24 januari 2023 is verweerder bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiseres ontvangt sinds 14 januari 2014 een toeslag bovenop haar WAO-uitkering. Bij besluit van 18 februari 2022 heeft verweerder bepaald dat deze toeslag vanaf 27 oktober 2014 lager wordt. Eiseres heeft betoogd dat zij op 23 oktober 2014 heeft doorgegeven dat zij is verhuisd en niet meer samenwoont. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder op de hoogte was van haar gewijzigde leefsituatie. De rechtbank concludeert dat de terugvordering van de te veel betaalde toeslag terecht is, omdat eiseres niet heeft voldaan aan haar inlichtingenplicht.
De rechtbank overweegt verder dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van de terugvordering. De financiële situatie van eiseres en haar psychische klachten zijn niet voldoende onderbouwd om als dringende reden te worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2023.