Uitspraak
21.2034 TW
OVERWEGINGEN
ZW-voorschot van € 2.163,70 als onverschuldigd betaald van haar teruggevorderd. Appellante heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze besluiten.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante had een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze toeslag teruggevorderd omdat er geen recht op arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de terugvordering ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de betaalde toeslag van € 927,50 had teruggevorderd, omdat appellante per 24 september 2018 geen recht had op een loondervingsuitkering. De Raad bevestigde dat de terugvordering niet kon worden tegengehouden door de stelling van appellante dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad stelde vast dat appellante niet had aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor haar zou hebben.
De Raad concludeerde dat de rechtbank de gronden en argumenten van appellante afdoende had besproken en dat de terugvordering op goede gronden was uitgevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.