5.4.2.Beoordeling
De verdenking jegens de verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten die aan hem worden toegeschreven. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad de gebruiker was van de aan hem toegeschreven accounts. Vervolgens zullen de onder 1 en 7 ten laste gelegde feiten worden besproken.
Identificatie [accountnaam 1]
In het proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer01] is door de politie uiteengezet hoe de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] is geïdentificeerd. Hieruit volgt dat het account [accountnaam 1] bij enkele van zijn contacten onder andere stond opgeslagen onder de namen ‘ [naam03] , [naam04] , [naam07], [naam08], [naam09], [naam10], [naam11]’. Deze namen bevatten duidelijke verwijzingen naar de voornaam ( [voornaam verdachte01] ) en woonplaats ( [plaats01] ) van de verdachte. Ook wordt in de nicknames verwezen naar de rol die de verdachte zou hebben als president ([naam08]) van de motorclub [naam motorclub01], wat overeenkomt met in de politiesystemen beschikbare informatie. Uit tapgesprekken blijkt daarnaast dat de verdachte ook door de medeverdachte werd aangesproken als ‘[naam08]’. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de identificatie van de verdachte als gebruiker van EncroChat account [accountnaam 1]. Dat het contact [accountnaam 2] de verdachte aanspreekt als [naam02] , doet aan het voorgaande niet af nu in voornoemd proces-verbaal terecht wordt opgemerkt dat dit mogelijk verwijst naar de achternaam van de verdachte. De rechtbank acht de stelling van de verdediging, dat het PGP-toestel mogelijk is overgedragen, alleen al gelet op de aard van het toestel, onaannemelijk.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de gebruiker was van het EncroChat-account [accountnaam 1].
Identificatie [account 2] en [account 1]
In de processen-verbaal met nummers [nummer02] en [nummer03] is uiteengezet hoe de politie de gebruiker van de Sky-ID’s [account 2] en [account 1] heeft geïdentificeerd. Hieruit komt het volgende naar voren. Binnen het onderzoek Irida is door middel van scans van een IMSI-catcher in de omgeving van de verdachte het IMSI-nummer [nummer04] in beeld gekomen. Dit IMSI-nummer bleek gekoppeld te zijn aan een Apple iPhone 6 die gebruikt werd als PGP/Encrypt telefoon. Binnen het onderzoek Dronach is van het eerdergenoemde IMSI-nummer [nummer04] het bijbehorende simkaart-nummer opgevraagd. Uit de gegevens van onderzoek Werl volgt dat het bijbehorende simkaartnummer gebruikt werd door het Sky-ID [account 2], met de nickname ‘[nickname 1], [nickname 2]’ en het IMEI-nummer [nummer05] . Door de politie zijn de historische gegevens van het IMEI-nummer nagegaan. Daaruit blijkt dat het IMEI-nummer in de periode van 17 juni 2020 tot en met 2 januari 2021 bijna dagelijks in gebruik was en gebruik maakte van zendmasten in de nabije omgeving van het werk- en woonadres van de verdachte. Ook komen de verplaatsingen van het IMEI-nummer overeen met de verplaatsingen van het telefoonnummer [telefoonnummer01] , dat bij de verdachte in gebruik is. Het Sky-ID [account 2] was actief van 17 juni 2020 tot en met 31 december 2020.
Op 30 december 2020 is [account 1], met de nickname ‘[nickname 3], [nickname 1]’ en IMEI-nummer [nummer06] actief geworden. [account 1] heeft op 30 december 2020 contact met zeven Sky-ID’s waarmee het Sky-ID [account 2] ook contact had. Ook van dit IMEI-nummer zijn de historische gegevens opgevraagd. Daaruit blijkt dat het IMEI-nummer in de periode van 30 december 2020 tot (in ieder geval) 22 februari 2021 bijna dagelijks in gebruik was en gebruik maakte van zendmasten in de nabije omgeving van het werk- en woonadres van de verdachte. Ook komen de verplaatsingen van het IMEI-nummer overeen met de verplaatsingen van het telefoonnummer [telefoonnummer01] , dat bij de verdachte in gebruik is.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden waarop de identificatie van de verdachte als gebruiker van de SkyECC-accounts [account 2] en [account 1] is gebaseerd, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan die identificatie te twijfelen. Voor zover de verdediging in dit verband heeft betoogd dat de reisbewegingen van de verdachte niet zijn terug te vinden in de peilbakengegevens overweegt de rechtbank dat het de verplaatsingen van het telefoonnummer [telefoonnummer01] , en niet zo zeer de peilbakengegevens, zijn die bij de politie mede de basis vormen voor de identificatie.
Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] en de SkyECC-accounts [account 2] en [account 1], zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de tenlastegelegde feiten ook van uitgaan.
Medeplegen
Voordat de rechtbank overgaat tot de bespreking van alle tenlastegelegde feiten, zal zij eerst ingaan op het tenlastegelegde medeplegen.
Medeplegen vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Om te beoordelen of dat het geval is, moet er gekeken worden naar de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de verdachte heel intensief contact heeft met de medeverdachte. Zo is de medeverdachte bijna dagelijks te vinden op het adres van verdachte, de [adres01] te [plaats01] . Ook blijkt dat de verdachten elkaar bijna dagelijks bellen en dat zij regelmatig samen onderweg zijn in de auto, waarbij de medeverdachte de bestuurder is. Uit de OVC-gesprekken volgt dat er een duidelijke rolverdeling was tussen de verdachten. Verdachte was degene die wist waar de ritten naartoe gingen en gaf aanwijzingen en instructies aan de medeverdachte, die hij op diende te volgen. In het dossier zitten echter aanwijzingen waaruit blijkt dat de rol van de medeverdachte nog groter was dan het enkel chauffeuren van verdachte. Zo blijkt uit de tapgesprekken dat medeverdachte op sommige dagen stand-by moest staan of available moest zijn voor verdachte. Ook blijkt uit de OVC-gesprekken dat de medeverdachte bij enkele afspraken zelf uit de auto stapt, hij een codewoord (Marlboro) gebruikt en er geritsel te horen is, waaruit afgeleid kan worden dat er een overdacht plaatsvindt.
In de chatberichten van de pgp-telefoons van verdachte heeft hij het regelmatig over “mijn maat” of “die vriend van mij”, waarbij zijn maat dingen voor hem regelt en die vriend 5 stuks amfetamine zou hebben. Dat verdachte het in deze berichten over de medeverdachte heeft, wordt bevestigd door de 5 blokken amfetamine die in de door de medeverdachte gehuurde woning aan de [straatnaam02] zijn aangetroffen. Gedurende de hele observatieperiode is ook niet gebleken van een ander persoon dan medeverdachte met wie verdachte zo intensief samenwerkte. Daarnaast is er in de woning van de medeverdachte aan het [adres03] een grote hoeveelheid wapens en munitie aangetroffen, die niet anders dan voor de handel bedoeld kan zijn. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat dit de handelsvoorraad van beide verdachten betrof, die door de medeverdachte beheerd werd.
Uit het dossier volgt dat verdachte de leidende rol had in de wapen- en drugshandel. Hij was degene die de wapens en drugs via EncroChat en Sky te koop aanbood, onderhandelde over de prijzen en de afspraken maakte. Bij de medeverdachte is geen PGP-telefoon aangetroffen en zijn rol in het geheel is kleiner. Toch betekent dit niet dat er van medeplegen geen sprake kan zijn. De medeverdachte was de rechterhand van verdachte en hij heeft als chauffeur en als beheerder van de voorraden een onmisbare rol gehad in de wapen- en drugshandel. Gelet op dit alles acht de rechtbank het medeplegen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vuurwapenhandel
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en medeverdachte in de periode van 1 april 2020 tot en met 9 maart 2021 wapens en munitie hebben verhandeld. In de chatberichten van de aan hem toegeschreven accounts [accountnaam 1], [account 1] en [account 2] spreekt de verdachte over (automatische) vuurwapens, wapenonderdelen en munitie waarover hij kan beschikken. De verdachte biedt onder andere Snipers, Glocks, Cz’s, een M16, Beretta, Ak’s, een Grandpower, machineguns, handpistolen en munitie te koop aan, waarbij hij soms zelfs partijen van 10 stuks in één keer te koop aanbiedt. Ook verstuurt hij foto’s van vuurwapens en onderhandelt hij over prijzen. Ook is de verdachte regelmatig zelf op zoek naar vuurwapens en fungeert hij als tussenpersoon bij deals. Daarnaast blijkt uit de chats dat de verdachte een eigen voorraad heeft en leent hij op een gegeven moment zijn eigen vuurwapen uit. De prijzen die in de chats genoemd worden, zijn daarbij volgens de politie marktconform en bevestigen dat het om echte vuurwapens gaat. Mede omdat de medeverdachte in zijn woning aan het [adres03] de beschikking had over diverse vuurwapens, enkele wapenonderdelen en een grote hoeveelheid patronen, gaat de rechtbank ervan uit dat de gevoerde chatgesprekken ook daadwerkelijk hebben geleid tot de verkoop van wapens. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut in ieder geval ten aanzien van één van de in de woning aangetroffen wapens, te weten een Beretta 9000S pistool, waarschijnlijker wordt geacht dat dit hetzelfde vuurwapen is dat via een aan de verdachte toegeschreven account te koop is aangeboden dan dat een ander wapen is aangeboden. De verdachten hebben deze wapens en munitie verhandeld zonder dat zij daarvoor een wapenvergunning hadden.
Beroep en/of gewoonte
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de verdachte van het handelen in vuurwapens en munitie een beroep of gewoonte heeft gemaakt. De Hoge Raad verwijst bij de uitleg van “beroep” naar de memorie van toelichting waaruit volgt dat het gaat om de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag, of om in het onderhoud te voorzien, te begaan.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte gedurende een periode van 11 maanden vuurwapens te koop heeft aangeboden en dat hij samen met de medeverdachte de beschikking had over een fors aantal vuurwapens in de woning aan het [adres03] . De rechtbank gaat ervan uit dat dit de handelsvoorraad van beide verdachten betrof.
Uit de vele chatberichten blijkt dat de verdachte gedurende een lange periode bijna dagelijks stelselmatig bezig was met de wapenhandel en daar ogenschijnlijk veel geld mee verdiende. De rechtbank concludeert daarom ook dat de verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
Drugshandel
In de periode van 1 april 2020 tot en met 9 maart 2021 hebben de verdachten behalve wapens, ook diverse soorten hard- en softdrugs verhandeld. In de chatberichten van de aan de verdachte toegeschreven accounts [accountnaam 1], [account 1] en [account 2] wordt onder andere gesproken over MDMA, Ice, speed, cocaïne, miauw miauw en pillen. De verdachte stuurt soms foto’s van verdovende middelen mee, onderhandelt over prijzen en maakt afspraken over de verkoop en levering van drugs. Daarnaast wordt er onder andere gesproken over het fabriceren van pillen, testen van materiaal en het wegen van blokken. Uit de chatgesprekken blijkt dat de onderhandelingen ook daadwerkelijk leiden tot afspraken en ontmoetingen. Ook blijkt uit de berichten dat de verdachte en de medeverdachte een eigen voorraad hadden, wat wordt bevestigd door een hoeveelheid amfetamine die in de woning aan de [straatnaam02] (waarover hierna onder 5.6.2. meer) is aangetroffen.
Zoals hiervoor reeds ten aanzien van de wapenhandel is overwogen, geldt voor de drugshandel eveneens dat uit het dossier volgt dat de verdachte nauw samenwerkte met de medeverdachte. Uit de doorzoekingen van de woning aan de [straatnaam02] blijkt dat de medeverdachte, als huurder van de woning, de voorraad drugs bewaarde, die verdachte via zijn EncroChat- en Sky-accounts te koop aanbood. Gelet op de intensiteit van de samenwerking en de onderlinge taakverdeling acht de rechtbank het medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 en 7 tenlastegelegde feiten, te weten het medeplegen van wapen- en drugshandel, wettig en overtuigend bewezen.