ECLI:NL:RBROT:2022:7592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
ROT 22/562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering AIO-aanvulling en de bevoegdheid van de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de terugvordering van een te veel verleende AIO-aanvulling. Eiseres ontving AIO-aanvulling als gezinsbijstand, maar de SVB vorderde € 1.620,02 terug, omdat eiseres in de periode van januari tot en met april 2021 inkomsten uit arbeid had ontvangen en duurzaam gescheiden leefde van haar ex-partner. Eiseres betwistte de terugvordering en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de aanvraag voor de AIO-aanvulling en dat haar handtekening op het aanvraagformulier vervalst was. De rechtbank oordeelde dat de SVB bevoegd was om de terugvordering te effectueren, omdat eiseres en haar ex-man als gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de bijstandsverlening. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/562

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. Y. Ben-Saddek-El Hamri,
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder,

gemachtigde: mr. G.E. Eind.

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2021 (het primaire besluit 1) heeft verweerder:
  • de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eiseres over de periode van januari 2021 tot en met april 2021 vanwege inkomsten uit arbeid herzien;
  • vastgesteld dat eiseres met ingang van 20 april 2021 duurzaam gescheiden van haar partner leeft en daardoor vanaf 1 mei 2021 geen recht meer heeft op de AIO-aanvulling.
Bij besluit van 9 augustus 2021 (het primaire besluit 2) heeft verweerder € 1.620,02 aan te veel verleende AIO-aanvulling van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 23 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door de kantoorgenoot en waarnemer van haar gemachtigde, mr. F. Ben-Saddek, en een tolk, Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 25 maart 2021 (het toekenningsbesluit) heeft verweerder een AIO-aanvulling aan eiseres en haar ex-man toegekend met ingang van 22 december 2020. Vanaf 20 april 2021 staat eiseres ingeschreven op een postadres en op 21 juni 2021 is zij gescheiden van haar ex-man. Eiseres heeft in de periode van januari 2021 tot en met april 2021 inkomsten uit arbeid ontvangen.
2. Aan het bestreden besluit, waarbij de primaire besluiten zijn gehandhaafd, heeft verweerder, voor zover in deze uitspraak van belang, het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres en haar ex-man hebben de AIO-aanvulling ontvangen als gezinsbijstand. Nu gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van kosten van bijstand die worden teruggevorderd, kan verweerder de te veel verleende AIO-aanvulling van eiseres terugvorderen. Er is volgens verweerder geen sprake van dringende redenen om van de terugvordering af te zien.
3. Eiseres heeft betoogd dat verweerder de te veel verleende AIO-aanvulling ten onrechte van haar terugvordert. In dat kader heeft zij aangevoerd dat zij de AIO-aanvulling niet heeft aangevraagd en dat zij ook niet wist dat de aanvraag was gedaan. De handtekening op het aanvraagformulier wijkt volgens haar significant af van haar eigen handtekening. Eiseres heeft daartoe een door haar getekend formulier van het Leger des Heils overgelegd. Volgens eiseres was er in ieder geval vanaf 20 april 2021 geen sprake van verlening van gezinsbijstand nu zij met ingang van die datum duurzaam gescheiden van haar ex-man leeft.
Eiseres heeft verder betoogd dat er sprake is van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. In dat kader heeft zij aangevoerd dat zij de AIO-aanvulling feitelijk niet heeft ontvangen, dat zij zich bevond in een vrouwenopvang wegens huiselijk geweld, dat zij betrokken is in een vreemdelingenrechtelijke procedure om haar verblijfsrecht veilig te stellen en dat zij op dit moment schoonmaakwerkzaamheden met een marginaal karakter verricht om een inkomen te vergaren.
4.1.
Op grond van artikel 47a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet (Pw) heeft verweerder tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling aan gehuwden, van wie één echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
Op grond van artikel 47a, tweede lid, van de Pw zijn de artikelen 1 tot en met 6, hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid.
4.2.
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw vordert verweerder de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Op grond van artikel 59, eerste lid, van de Pw kunnen kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden worden teruggevorderd.
Op grond van artikel 59, vierde lid, van de Pw zijn de in het eerste lid bedoelde personen hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van kosten van bijstand die worden teruggevorderd.
Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Pw kan verweerder besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
5. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres over de periode van bijstandsverlening inkomsten uit arbeid heeft ontvangen en dat zij met ingang van 20 april 2021 duurzaam gescheiden van haar ex-partner leeft. Het geschil gaat uitsluitend over de vraag of verweerder de te veel verleende AIO-aanvulling van eiseres kan terugvorderen.
6.1.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet van belang is of eiseres op de hoogte was van de aanvraag, of haar handtekening op het aanvraagformulier is vervalst en dat de betaling van de AIO-aanvulling niet op de bankrekening van eiseres heeft plaatsgevonden. Van belang is dat eiseres en haar ex-man gehuwd waren en dat aan hen gezinsbijstand is verleend (vgl. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 30 augustus 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU1953). Eiseres leefde weliswaar vanaf 20 april 2021 duurzaam gescheiden van haar ex-man, maar de AIO-aanvulling is tot en met juli 2021 nog wel – ten onrechte – als gezinsbijstand uitgekeerd. Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres op grond van artikel 59, eerste en vierde lid, van de Pw aansprakelijk is voor de terugvordering van de te veel verleende AIO-aanvulling.
6.2.
De rechtbank neemt ten overvloede in overweging dat de handtekening op het aanvraagformulier, anders dan eiseres heeft gesteld, niet significant afwijkt van de handtekening op het door eiseres overgelegde formulier van het Leger des Heils. Verder heeft verweerder naar aanleiding van het aanvraagformulier op 13 januari 2021 en op 16 februari 2021 aan eiseres en haar ex-man gerichte brieven verstuurd met daarin het verzoek om bankafschriften in te leveren. Hierop zijn ook de bankafschriften van eiseres ingeleverd. Ook het toekenningsbesluit is (mede) gericht aan eiseres. Gelet op die omstandigheden acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiseres in het geheel niet op de hoogte was van de aanvraag. De enkele stelling van eiseres daartoe, is onvoldoende om anders aan te nemen.
6.3.
Verweerder was dan ook bevoegd om de te veel verleende AIO-aanvulling van eiseres terug te vorderen. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd, is geen grond gelegen voor het oordeel dat verweerder niet van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
7.1.
Dringende redenen als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Pw op grond waarvan verweerder kan besluiten om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien, doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 26 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2711, en 22 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:606.
7.2.
De rechtbank begrijpt dat eiseres zich in een onwenselijke situatie bevindt, maar in de door haar aangevoerde omstandigheden is geen grond gelegen voor het oordeel dat de terugvordering tot onaanvaardbare gevolgen leidt. Van belang daarbij is dat financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering zich in het algemeen pas voordoen indien daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader heeft de betrokkene als schuldenaar bescherming, of kan hij deze zo nodig inroepen, van de regels over de beslagvrije voet als neergelegd in artikel 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zie de uitspraak van de Raad van 22 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3347.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Flikweert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 september 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.