5.7.Ook het verweer van Achmea dat een beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is slaagt niet.
Een tussen partijen overeengekomen aansprakelijkheidsbeperking kan buiten toepassing blijven, als de toepassing daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Of dat zo is, moet worden beantwoord aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval, waarop partijen zich beroepen. In het algemeen geldt dat het slechts in uitzonderlijke, aansprekende gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een beroep wordt gedaan op een aansprakelijkheidsbeperking die partijen onderling zijn overeengekomen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als schade is ontstaan en in dat verband sprake is geweest van bewuste roekeloosheid of opzet van de voor die schade verantwoordelijke contractspartij.
Achmea heeft aan haar verweer dat het exoneratiebeding moet worden vernietigd omdat het onredelijk bezwarend is dezelfde argumenten ten grondslag gelegd als aan haar verweer dat een beroep van Stedin op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij heeft gewezen op:
de hoedanigheid van partijen (grote professionele partij tegenover consument)
het ontbreken van een onderhandelingspositie voor [persoon A]
dat Stedin er niet redelijkerwijs van uit mocht gaan dat een consument een dergelijk beding zou aanvaarden als daarover op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk was onderhandeld
e afwijking van het wettelijke schadevergoedingsregime ten nadele van [persoon A] ,
dat het beding vooral bedoeld is voor situaties dat sprake is van grootschalige gebreken in de levering van elektriciteit en grote aantallen afnemers schade lijden en dat risico mogelijk niet verzekerbaar is
de omstandigheid dat Stedin zich wel heeft verzekerd voor aansprakelijkheid zoals in deze casus aan de orde
de onduidelijkheid van het beding
de verplichting van Stedin om te zorgen voor veilige netten en aansluitingen en de mogelijke consequenties van het uitbreken waar het gaat om zaak- en personenschade.
5.7.1.De argumenten a, b, c, d, e, f en g betreffen argumenten die samen en op zichzelf niet kunnen leiden tot het oordeel dat een beroep op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Deze argumenten zijn al gewogen in het oordeel dat het beding op zichzelf niet onredelijk bezwarend is. Zij hebben ook niet specifiek op [persoon A] zelf betrekking als wel op de consument in het algemeen.
Ook als wordt aangenomen dat [persoon A] niet besefte wat de strekking van het beding was en hij de geleden schade voor een groot deel niet op Stedin kon verhalen, geldt dat hij wel tegen het risico op brandschade was verzekerd en Achmea hem zijn geleden schade heeft vergoed.
5.7.2.Dan nog het argument onder h. Over de primaire oorzaak van de brand heeft Achmea niet gezegd dat die meer behelsde dan een technisch mankement in de aansluitkast. Dit levert op zichzelf een tekortschieten van Stedin op, maar geen grove schuld of nalatigheid.
Achmea heeft ook nog gesteld dat Stedin haar onderhoudsplicht heeft verzaakt, nu de aansluitkast in brand is gevlogen. Volgens Achmea had dat in geval van goed onderhoud niet kunnen gebeuren. Stedin heeft betwist hierin te zijn tekortgeschoten. Voor zover de aansluitkast inderdaad niet goed zou zijn onderhouden is niet gesteld of gebleken dat sprake is van grove schuld of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Stedin.
5.7.3.Achmea heeft verder gesteld en met rapporten van door haar ingeschakelde partijdeskundigen onderbouwd dat de brand zich verder heeft kunnen ontwikkelen omdat de beveiliging in het distributiestation van Stedin niet heeft ingegrepen. Hiermee is volgens haar een veiligheidsnorm overschreden, dat zich hierdoor enige tijd kortsluitingen konden blijven voordoen en dat dit de bluswerkzaamheden bemoeilijkte. Dat laatste is niet betwist door Stedin en ook voldoende gebleken uit het door Achmea overgelegde filmpje, maar van overschrijding van een wettelijke norm is geen sprake.
5.7.4.De wettelijke veiligheidsnorm van kortsluitvastheid van het laagspanningsnet geldt pas per 1 april 2018 voor nieuw te ontwerpen en aan te leggen netten. Achmea heeft verder geen andere, bijvoorbeeld in de branche op dit punt algemeen gebruikte normen genoemd die al golden vóór de brand en waaraan de toegepaste zekering van meet af níet en de nu aanbevolen zekering van 160A wél voldeed.
5.7.5.Stedin heeft toegelicht waarom zij eerder voor een beveiliging van 250A heeft gekozen, met name was dat de netzekerheid. Ook al had Stedin toen al kunnen kiezen voor een waarde van 160A dan is de keuze om dat niet te doen op zichzelf tegenover [persoon A] niet onrechtmatig, ondanks dat door die keuze het risico wordt vergroot van een verdere escalatie door het niet (snel) afschakelen van de hoofdkabel in geval van kortsluiting.
Stedin heeft onweersproken gesteld dat zij bij het ontwerp van het laagspanningsnet in de wijk in 2008 met meer aspecten rekening moest houden dan alleen met de veiligheid en dat de keuze voor een hogere dan wel lagere waarde voor- en nadelen waar het gaat om het tegemoetkomen aan die belangen.
Verder heeft Stedin onweersproken aangevoerd dat de achtervangbeveiliging in het distributiestation in de eerste plaats is bedoeld voor hevige storingen en kortsluitingen in de hoofdkabel zelf en niet (primair) dient ter bescherming van de aansluitkabel.
Kortom, Achmea heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van grove schuld of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Stedin door in 2008 het laagspanningsnet in de wijk te ontwerpen zoals zij dat heeft gedaan (met toepassingen van zekeringen van 250A in de distributiestations voor het afgaande veld) en dit daarna niet aan te passen.
5.7.6.De conclusie is dan dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat Stedin zich in dit geval beroept op de exoneratiebepaling.
5.7.7.Stedin hoeft op grond van de primair door Achmea gestelde tekortkoming niet meer dan € 3.500,-- aan zaakschade te betalen.
5.7.8.Stedin heeft onweersproken gesteld dat de exoneratiebepaling (in beginsel) ook van toepassing is als sprake is van onrechtmatig handelen van Stedin. Hierover zou blijkens de stellingen van Stedin nog anders kunnen worden gedacht als sprake was van opzet of grove onzorgvuldigheid. Maar daarvan is, zoals hiervoor is geoordeeld, geen sprake. Ook als moet worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatig handelen van Stedin dan kan zij een beroep doen op de exoneratiebepaling. De subsidiaire grondslag hoeft dan ook niet meer te worden beoordeeld.