Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
96.275081.21
1..Inhoud van de tenlastelegging
een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen
na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8,
eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94,
het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,1
microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3
van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
2..Bewijsmiddelen
relaas van de verbalisant en of van één van hen:
de verklaring van de verdachte:
Een deskundigenverslag van het Maasstad Ziekenhuisvan 25 juni 2020, opgemaakt door dr. [naam arts 2] , inhoudende:
3..Bewijsmotivering
De staandehouding was onrechtmatig. Er was – gelet op zijn rijstijl – geen reden om de verdachte staande te houden. Het staande houden en het uitvoeren van een speekseltest naar aanleiding van een coffeeshop bezoek is onrechtmatig (want discriminatoir).
altijdonder invloed zijn in de zin van de WVW, terwijl deze gebruikers nu juist volgens de verdachte niet strafbaar (zouden moeten) zijn, gaat de politierechter daar niet in mee gelet op de beoordeling van het zesde verweer dat door hem is gevoerd.
Het proces-verbaal van de politie is onvolledig. Informatie met betrekking tot het volgen vanaf de coffeeshop ontbreekt. Evenmin is vermeld dat de speekseltest ook een positieve score voor meth-amfetamine gaf.
De verdachte is in zijn verdediging geschaad omdat hij geen antwoord heeft gekregen op zijn vragen, waaronder over de uitvoering van het bloedonderzoek.
De verdachte had niet redelijkerwijs kunnen weten onder invloed van cannabis aan het verkeer deel te nemen als bedoeld in artikel 8 lid 1 WVW, vanwege onduidelijke voorlichting door de overheid.
Er is sprake van medicinaal gebruik van cannabis.
De wetgeving op grond waarvan het rijden onder invloed van cannabis wordt bestraft is ondeugdelijk. In artikel 8 lid 5 WVW wordt verwezen naar de grenswaarde zoals die is opgenomen in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (artikel 3). Deze grenswaarde is gebaseerd op het DRUID onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd bij mensen die geen tolerantie hebben voor THC; zij reageren anders op het roken van een joint dan gewende gebruikers. Voorts, wat er wordt gemeten met het bloedonderzoek is de afvalstof ∆9-THC. Dit is een onbetrouwbare indicator om vast te stellen of iemand onder invloed is. Het is zelfs een paradoxale indicator waarbij een hoge score betekent dat iemand minder onder invloed is en een lage score betekent dat iemand meer onder invloed is. Nieuw onderzoek toont aan dat er twee andere afvalstoffen gemeten kunnen worden die wel een goede indicatie voor de mate van intoxicatie zouden bieden. Een psychomotorische test zou ook uitkomst bieden; op basis daarvan kan worden bepaald of iemand onder invloed is.
risicogerelateerdegrenswaarden op basis van de destijds geldende wetenschappelijke inzichten niet konden worden bepaald. Er was op dat moment onvoldoende wetenschappelijke kennis om te kunnen bepalen bij welke concentratie van een bepaalde drug het risico op een ongeval significant toeneemt. Wel heeft de adviescommissie op basis van wetenschappelijk onderzoek consensus bereikt over te stellen
gedragsgerelateerdegrenswaarden voor diverse drugs. Het gaat hier o.a. om cannabis. De gedragsgerelateerde grenswaarden zijn volgens de MvT zodanig vastgesteld dat wanneer in het bloed een hogere concentratie van de meetbare stof wordt aangetroffen dan die grenswaarde, er sprake is van recent gebruik én een reële beïnvloeding van de betrokken bestuurder als gevolg waarvan zijn rijvaardigheid kan verminderen
Zoals bij gebruik van elk medicijn kunnen verschillende factoren van invloed zijn op de werking van het medicijn. Hierbij kunt u denken aan gewenning die na enkele weken of maanden kan optreden, het tijdsinterval van het gebruik, de manier van inname of de impact van de onderliggende aandoening op de persoon. Het is onmogelijk om als wetgever met al deze individuele factoren rekening te houden. Om misbruik van (medicinale) drugs in het verkeer te voorkomen, zijn daarom uniforme limieten voor gebruik in de wet vastgelegd.
Er bestaat internationaal consensus over de concentratie THC in serum waarboven nadelige effecten op de rijvaardigheid beginnen op te treden. Tevens wordt in deze uitspraak verwezen naar een rapport van het NFI van 23 maart 2016
,waarin kennelijk wordt vermeld:
De rijvaardigheid is bij gewende gebruikers van cannabis nadelig beïnvloed na recent gebruik van cannabis, maar in mindere mate dan bij niet-gewende gebruikers. Een bloedconcentratie waarboven de rijvaardigheid voor gewende gebruikers nadelig is beïnvloed, kan niet worden aangegeven.
.Het ging in deze zaak om een gewende gebruiker die 7,4 ug/l thc in zijn bloed had, nadat hij naar eigen zeggen zijn laatste joint 13,5 uur eerder had gerookt, een situatie die zich laat vergelijken met uw zaak. Met betrekking tot deze waarde luidden de bevindingen van de toxicologen als volgt:
Het is mogelijk dat eventueel regelmatig cannabisgebruik van vóór 8 september 2018 14:00 uur nog zichtbaar is in het bloed dat op 9 september 2018 om 06:25 uur is afgenomen. Het is echter niet waarschijnlijk dat de totale gemeten THC -concentratie van 7,4 microgram per liter bloed afkomstig is van cannabisgebruik van vóór 8 september 2018 14:00 uur.
Bij langdurig frequent gebruik van drugs kunnen personen gewend raken aan, of tolerant worden voor, de effecten van een stof. (…). Gewenning aan een stof betekent niet dat men tolerant raakt voor alle effecten van een stof. De rijvaardigheid kan nadelig beïnvloed zijn als er sprake is van gewenning.
4..Bewezenverklaring
5..Kwalificatie en strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Toepasselijke wettelijke voorschriften
9..Beslissing
geldboete van €400,-, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.