ECLI:NL:RBMNE:2016:4960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
16/661931-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door rijden onder invloed van amfetamine en hoge snelheid

Op 30 december 2015 vond op de A2 te Maarssen een ernstig verkeersongeval plaats waarbij een verdachte met zijn Volkswagen Golf met een snelheid van meer dan 200 km/h een Citroën aanreed. De verdachte was onder invloed van amfetamine, wat leidde tot een psychose. Bij het ongeval kwam één inzittende van de Citroën, [slachtoffer 1], om het leven en raakten vijf andere inzittenden zwaar gewond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk handelde, maar wel schuld had aan het ongeval door zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3,5 jaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door zijn rijgedrag, dat in strijd was met de Wegenverkeerswet. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, maar oordeelde dat dit niet leidde tot strafuitsluiting. De gevolgen van het ongeval waren verwoestend voor de slachtoffers en hun nabestaanden, wat zwaar meeweegt in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661931-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 september 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein,
Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2016, 30 juni 2016 en 29 augustus 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich tijdens de inhoudelijke behandeling op 29 augustus 2016 laten bijstaan door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdediging en de nabestaanden naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 30 juni 2016 nader omschreven. De nadere omschrijving tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 30 december 2015 te Maarssen opzettelijk [slachtoffer 1] heeft gedood door als bestuurder van een auto, terwijl hij zodanig onder invloed van verdovende middelen verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, op de rijksweg A2 met zeer hoge snelheid te rijden tegen een andere auto, waarin die [slachtoffer 1] zich als passagier bevond;
Feit 1 subsidiair:
op 30 december 2015 te Maarssen als bestuurder van een auto op de rijksweg A2 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met zeer hoge snelheid te rijden tegen een andere auto, waarin [slachtoffer 1] zich als passagier bevond, waardoor die [slachtoffer 1] is overleden, terwijl de verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de WVW 1994 en hij de vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
Feit 2:
op 30 december 2015 te Maarssen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te doden door als bestuurder van een auto, terwijl hij zodanig onder invloed van verdovende middelen verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, op de rijksweg A2 met zeer hoge snelheid te rijden tegen een andere auto, waarin genoemde personen zich als passagier bevonden,
en/of
op 30 december 2015 te Maarssen als bestuurder van een auto op de rijksweg A2 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met zeer hoge snelheid te rijden tegen een andere auto, waarin diverse personen zich als passagier bevonden, waardoor de passagiers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, terwijl de verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de WVW 1994 en hij de vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
Feit 3 primair:
op 30 december 2015 te Maarssen heeft geprobeerd [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door als bestuurder van een voertuig, terwijl hij zodanig onder invloed van verdovende middelen verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, op de rijksweg A2 met zeer hoge snelheid te rijden tegen een andere auto, waarin zich die [slachtoffer 7] bevond,
Feit 3 subsidiair:
op 30 december 2015 te Maarssen [slachtoffer 7] heeft mishandeld, door als bestuurder van een voertuig, op de rijksweg A2, terwijl hij zodanig onder invloed van verdovende middelen verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, met zeer hoge snelheid te rijden tegen een andere auto, waarin zich die [slachtoffer 7] bevond, waardoor [slachtoffer 7] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 4:
op 30 december 2015 te Breukelen als bestuurder van een voertuig heeft opgetreden terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van amfetamine (0,044 mg/l) en THC (0,0094 mg/l) en 11-OH-THC (0,0042 mg/l), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Feit 5 (16/659573-16):
op 30 december 2015 te Breukelen op de Rijksweg A2 heeft gereden met een snelheid van 219 kilometer per uur, terwijl een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was toegestaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aan hem onder 1 primair, 2 (impliciet) primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Dit betekent dat hij tot een bewezenverklaring komt van onder meer doodslag, zoals onder 1 primair ten laste gelegd, en een poging tot doodslag, zoals in de primaire variant onder 2 en 3 ten laste is gelegd.
De officier van justitie baseert zijn standpunt op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2016.
De officier van justitie heeft zijn standpunt -kort en zakelijk weergegeven- als volgt gemotiveerd.
Vol opzet
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van vol opzet geen sprake is.
Voorwaardelijk opzet
Wel heeft de verdachte in de visie van de officier van justitie voorwaardelijk opzet gehad op de dood van de inzittenden van de door hem aangereden Citroën.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte kan worden afgeleid dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood van een ander zou intreden.
Het onder invloed van drugs rijden met een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur op een snelweg -afwisselend op de meest linker baan en op de vluchtstrook- waar een maximum snelheid geldt van 100 kilometer per uur, levert in dit geval een aanmerkelijke kans op een ongeval op. Vastgesteld is dat de Citroën zich aan de geldende snelheid heeft gehouden. Er was dus sprake van een snelheidsverschil van zeker 100 kilometer per uur. Het botsen met zo’n groot snelheidsverschil op een andere auto, levert een aanmerkelijke kans op dat er een dode te betreuren valt.
Niet gebleken is dat de verdachte op enig moment heeft geremd. Verdachte had moeten weten dat het op deze manier doorrijden tot een dode zou leiden. Nu verdachte onverminderd gas bleef geven, terwijl hij zelf bij de psycholoog heeft verklaard dat de logica hem zei dat het niet goed af kon lopen, kan worden vastgesteld dat hij de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval bewust heeft aanvaard.
Anders dan in het Porsche-arrest waar de bestuurder voorafgaand aan het ongeval diverse inhaalmanoeuvres heeft afgebroken omdat het niet veilig was om in te halen, heeft de verdachte zijn rijgedrag op geen enkel moment aangepast. Uiteindelijk heeft hij ingevoegd bij de wegversmalling, omdat hij dacht dat hij anders tegen de vangrail, in zijn beleving een betonblok, zou rijden. Het rijden tegen de ‘betonblokken’ zou zeker de dood voor hemzelf hebben betekend. Door op dat moment in te voegen heeft de verdachte er bewust voor gekozen deze zekere dood van zichzelf uit de weg te gaan. Daarbij heeft hij zijn eigen veiligheid geplaatst boven die van anderen en de auto voor hem min of meer als een botskussen gebruikt. Hij heeft de dood van de inzittenden van dat botskussen daarmee op de koop toe genomen.
De wegversmalling die voor de verdachte aanleiding was om in te voegen kan niet als een onverwachte situatie worden aangemerkt, omdat deze van te voren goed aangegeven wordt met verkeersborden. De verdachte had met deze situatie rekening moeten houden.
De psychose van de verdachte staat volgens de officier van justitie niet aan zijn voorwaardelijk opzet in de weg. Niet vastgesteld kan worden dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dit blijkt onder meer uit de keuze die de verdachte maakte om in te voegen op het moment dat hij de ‘betonblokken’ voor zich zag. Hij deed dit ter bescherming van zichzelf.
De officier van justitie komt daarmee tot een bewezenverklaring van doodslag van [slachtoffer 1] en van een poging tot doodslag van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . .
Ten aanzien van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit en de subsidiaire variant van het onder 2 ten laste gelegde feit, dood door schuld in het verkeer respectievelijk zware mishandeling door schuld in het verkeer, terwijl de verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de WVW 1994, heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging luidt -kort en zakelijk weergegeven- als volgt.
Vol opzet
Net als de officier van justitie stelt de verdediging zich op het standpunt dat vol opzet terzake de doodslag dan wel terzake de poging doodslag niet bewezen kan worden.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op de dood van de inzittenden van de Citroën kan volgens de verdediging evenmin worden bewezen. Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het dodelijke ongeval zou intreden. Uit het enkele met hoge snelheid over de vluchtstrook rijden, kan niet worden afgeleid dat de verdachte evident onverschillig was wat daarvan de gevolgen zouden zijn en dat hierin een welbewuste aanvaarding van de dood van de inzittenden van de Citroën ligt besloten.
Een contra-indicatie voor de vaststelling dat sprake was van een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval, was het rustige verkeersbeeld. Hoe geringer de verkeersdrukte, hoe meer mogelijkheden de vluchtstrook te gebruiken, hoe meer mogelijkheden een aanrijding te voorkomen, en des te geringer de aanmerkelijke kans is op een ongeval.
Een contra-indicatie voor de vaststelling dat sprake was van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval wordt gevormd door het feit dat de verdachte voorafgaand aan het ongeval het grootste deel van de tijd op de vluchtstrook heeft gereden. De verdediging heeft uit eigen waarneming en aan de hand van de foto’s in het dossier vastgesteld dat de vluchtstrook ongeveer anderhalf keer zo breed is als een normale rijstrook. Het rijden op de vluchtrook laat daarmee eerder gevaarvermijdend dan gevaarzettend rijgedrag zien.
De verdachte heeft ook enkele malen op de meest linker rijbaan gereden, maar belandde vervolgens weer op de vluchtstrook, omdat hij kennelijk instinctief uitweek voor andere auto’s. Deze uitwijkmanoeuvres tonen al aan dat van een bewuste kansaanvaarding op de dood van medeweggebruikers geen sprake was.
Op het moment dat de verdachte al rijdende op de vluchtrook de wegversmalling/vangrail zag aankomen, draaide hij zijn stuur naar rechts om te voorkomen dat hij tegen de vangrail zou rijden. Deze beslissing nam hij in een split second. Hij werd verrast door het eindigen van de vluchtstrook. Hij week uit naar rechts omdat hij een botsing met de vangrail wilde voorkomen. Eénmaal op de meest linker baan, kon hij een botsing met de Citroën niet meer voorkomen. De tijd die de verdachte had toen hij de vluchtstrook zag eindigen, was te kort om van een bewuste kansaanvaarding van het ongeval met de Citroën te kunnen spreken.
Dat de verdachte de kans op een dodelijk ongeval niet bewust heeft aanvaard blijkt ook uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 2 januari 2016, onder meer inhoudende: “Als ik wist dat dit zou gebeuren, had ik het niet gedaan”, en “Ik ging ervan uit dat er geen mensen leed zouden hebben”.
Een andere contra-indicatie voor het aannemen van de bewuste aanvaarding van de verdachte, is het feit dat hij ten tijde van het ongeval verkeerde in een psychose. De psychose was volgens de verdediging zo ernstig, dat bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen heeft ontbroken.
Daarbij komt dat de verdachte geen ervaring had met het gebruik van speed (ten gevolge waarvan hij in de psychose is geraakt) en dat hij dus niet wist wat de risico’s van dit gebruik waren. Dat hij hier een dag later nog gevolgen van zou ondervinden, had hij helemaal niet kunnen weten en doet verder afbreuk aan de voorzienbaarheid van het gevolg voor de verdachte. Ook om die reden kan van een bewuste aanvaarding niet worden gesproken.
De wilsvrijheid en de bewustheid waren ten tijde van het ongeval nihil. Met het wegvallen van het bewustzijn, wordt het aanvaarden van de aanmerkelijke kans onmogelijk.
Hetgeen de verdediging met betrekking tot het volle en voorwaardelijk opzet heeft aangevoerd, geldt voor feit 1 primair, de primaire variant van feit 2 en de feiten 3 primair en subsidiair. De verdediging verzoekt dan ook om de verdachte van deze feiten vrij te spreken.
Schuld in de zin van roekeloosheid
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank evenmin kan komen tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van roekeloosheid aan het ongeval. Niet vastgesteld kan worden dat sprake is van buitengewoon onvoorzichtig rijgedrag waarmee een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen waaraan de verdachte zich welbewust heeft blootgesteld. Het rijden met extreem hoge snelheid is hiervoor onvoldoende. Dat geldt ook voor het rijden op de vluchtstrook, vooral ook omdat zich op de vluchtstrook geen andere weggebruikers bevonden. Nu de verdachte wel degelijk voor het overige verkeer is uitgeweken, kenmerkt zijn rijgedrag zich niet door het ontbreken van iedere vorm van voorzichtigheid. Ook het rijden onder invloed is onvoldoende redengevend voor het oordeel dat sprake is van roekeloosheid. Dat de verdachte niet heeft geremd, toont slechts aan dat hij het ongeval niet heeft zien aankomen.
Gelet op het voorgaande verzoekt de verdediging de verdachte vrij te spreken van de schuldvorm roekeloosheid.
Schuld in de zin van zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
De verdediging stelt zich op het standpunt dat wel bewezen kan worden dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van aanmerkelijke onoplettendheid en met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden voorzichtigheid. Voor een bewezenverklaring van deze mate van schuld is het bewustzijn van de verdachte immers niet van belang.
Invloed verdovende middelen
Niet vastgesteld kan worden in hoeverre sprake was van nadelige beïnvloeding op de rijvaardigheid van de verdachte door cannabisgebruik. NFI deskundige Lusthof heeft in het rapport van 23 maart 2016 opgemerkt dat aannemelijk is dat cannabis en amfetamine een deel van elkaars effecten kunnen compenseren. Voor een gewende cannabis gebruiker als verdachte geldt bovendien dat de beïnvloeding door gebruik minder is dan bij incidentele gebruikers. De verdediging verzoekt daarom vrijspraak van het onderdeel van de tenlastelegging dat inhoudt dat de verdachte onder invloed was van THC.
Nu de verdediging zich op het standpunt stelt dat het voor de verdachte niet voorzienbaar was dat zijn rijgedrag door het gebruik van speed de avond ervoor zou worden beïnvloed, verzoekt de verdediging de verdachte ook op die grond vrij te spreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat inhoudt dat de verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid WVW 1994.
Feit 4
Gelet op het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging met betrekking tot de invloed van verdovende middelen, verzoekt de verdediging verdachte eveneens vrij te spreken van feit 4.
Feit 5
De verdediging verzet zich niet tegen een bewezenverklaring van feit 5, nu de verdachte dit feit heeft bekend.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Het ongeval
Het proces-verbaal van aanrijding vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Op 30 december 2015 omstreeks 09:34 uur te Maarssen gemeente Stichtse Vecht vond op de rijksweg A2, komende vanuit de richting Amsterdam en gaande in de richting van Utrecht, een verkeersongeval plaats tussen een tweetal personenauto’s. De personenauto van het merk Citroën met kenteken [kenteken] en bestuurd door [slachtoffer 6] met daarin 6 passagiers werd aan de achterzijde frontaal aangereden door een personenauto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] en bestuurd door [verdachte] . [2] De passagiers van de Citroën waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] . [3]
De verkeersongevalsanalyse geeft -zakelijk weergegeven- de volgende beschrijving van het verkeersongeval.
Ter hoogte van hectometerpaal 56.2 reed de Volkswagen met de voorzijde tegen de achterzijde van de Citroën. Als gevolg hiervan draaide de Citroën met de achterzijde linksom en schraapte een aantal meters langs de geleiderails. Vervolgens rolde de Citroën om zijn as en schoof hierna een aantal meters op zijn dak over het wegdek. [4]
De gevolgen
Met betrekking tot de gevolgen vermeldt het proces-verbaal van aanrijding -zakelijk weergegeven- het volgende.
In de personenauto van het merk Citroën viel een dodelijk slachtoffer en een vijftal zwaar gewonde slachtoffers. [5] Bij of kort na het ongeval is overleden [slachtoffer 1] , geboren op [1973] . Bij het ongeval hebben letsel opgelopen [slachtoffer 2] geboren op [1989] , [slachtoffer 3] , geboren op [2004] , [slachtoffer 4] , geboren op [2004] , [slachtoffer 7] , geboren op [2006] , [slachtoffer 5] , geboren op [1979] en [slachtoffer 6] , geboren op [1980] . [6]
Het rapport van het NFI met betrekking tot het pathologisch onderzoek vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] wordt het overlijden verklaard op basis van uitwendig inwerkend heftig stomp botsend geweld op het lichaam, zoals in het kader van een auto-ongeval kan worden veroorzaakt. [7]
De diverse geneeskundige verklaringen vermelden -zakelijk weergegeven- het volgende.
Ten aanzien van [slachtoffer 6] : meerder contusiehaarden romp, laceratie aangezicht. [8]
Ten aanzien van [slachtoffer 5] : Contusie haarden romp, lumbale wervel fracturen, vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel. [9]
Ten aanzien van [slachtoffer 2] : wonden arm rechts, bloedverlies, pijn in de bekken, verdenking inwendig letsel, miltlaceratie en bekken/sacrum fractuur. [10]
Ten aanzien van [slachtoffer 4] : Hersenschudding, gebroken bekken, gebroken rechter- en dijbeen, onderbeen, knie en enkel en bloedverlies. Het zicht op herstel zal over weken, maanden duidelijk worden. Dat geldt ook voor verwerkingsproces. [11]
Ten aanzien van [slachtoffer 3] : Fracturen aan rechter been en rug, bloedverlies, verdenkingen van inwendig letsel en bloedverlies, letsel aan wervel kolom, bloeding in onderbuik en meerdere ruptures. [12]
[slachtoffer 6] vermeldt in zijn schriftelijke slachtofferverklaring -zakelijk weergegeven- het volgende.
De lichamelijke pijn van de whiplash belemmert mij in mijn dagelijks leven. [13]
[slachtoffer 5] vermeldt in haar schriftelijke slachtofferverklaring -zakelijk weergegeven- het volgende.
Mijn rug is tijdens het ongeval op vier plaatsen gebroken, waardoor ik alle dagen met pijn in mijn rug loop. [14]
[slachtoffer 2] vermeldt in haar schriftelijke slachtofferverklaring -zakelijk weergegeven- het volgende.
In het begin had ik geen gevoel meer in mijn benen. Mijn heiligbeen is overdwars gebroken aan de bovenkant. De schaal van het bekken aan de achterkant is gebroken. Mijn schaambeen aan de rechterkant is gebroken. Scheuren in beide heupen. Er zat een scheur in mijn milt. Een grote open wond op mijn rechterarm en hand. Twee stukjes van mijn ondertanden zijn afgebroken. Er zit asfalt en steentjes in mijn arm, hand en vinger dat er nooit is uitgehaald.
Op mijn rug kan ik niet lang liggen. Op mijn linker- en rechterzij kan ik niet lang liggen. Ik kan kleine stukjes lopen met krukken, maar met veel pijn. Verder vervoer ik mijzelf in een rolstoel. Het voortduwen doet zeer aan mijn rechterhand vanwege de diepe wond op mijn rechter knokkel. Zitten is ook altijd pijnlijk. Door alle medicijnen ben ik iedere dag misselijk en kan ik moeilijk eten. [15]
Het verslag van de Blauwe Zeeridders, praktijk voor rouwbegeleiding voor kinderen, jongeren en gezinnen, vermeldt naar aanleiding van ontmoetingen met [slachtoffer 4] sinds juli 2016 -zakelijk weergegeven- het volgende.
[slachtoffer 4] heeft ten gevolge van het ongeval dat plaatsvond op 30 december 2015 zeer ernstig blijvend lichamelijk letsel opgelopen. Letsel dat leidt tot beperkingen voor de rest van zijn leven.
Onder meer zijn de volgende vragen gesteld en beantwoord:
Waar heb je pijn?
• Ik heb veel spierpijn;
• Als ik me stoot heb ik meteen wonden bij de operatielittekens en wonden.
Waar heb je wonden?
• Bovenbeen;
• Onderbeen;
• Heup;
• En mijn andere onderbeen. [16]
Het verslag van de Blauwe Zeeridders vermeldt naar aanleiding van ontmoetingen met [slachtoffer 3] sinds juli 2016 -zakelijk weergegeven- het volgende.
[slachtoffer 3] heeft ten gevolge van het ongeval dat plaatsvond op 30 december 2015 zeer ernstig blijvend lichamelijk letsel opgelopen. Letsel dat leidt tot beperkingen voor de rest van zijn leven.
Onder meer zijn de volgende vragen gesteld en beantwoord:
Wat zijn voor jou de gevolgen van het ongeluk?
• Het verlies van mijn gezondheid;
Wat kun je na het ongeluk niet meer wat je daarvoor wel kon?
• Rennen;
• Springen;
• Goed lopen;
• Kan niet meer meedoen met gym;
• Kan niet zomaar naar een gewoon zwembad maar alleen naar een revalidatie bad ("nu ja,
nu,ik hoop later wel weer");
• Fietsen;
• Voetballen;
• Even snel wegrennen.
Wat zijn de gevolgen van het ongeluk voor jouw toekomst:
• De rest van mijn leven een EVO dragen;
• Plastische chirurgie, áls ik dat zou willen;
• Er moeten nog platen verwijderd worden uit mijn benen en ik dacht ook uit mijn heupen;
• Ik moet denk ik mijn hele leven lang naar dokters;
• Ik heb een stoma maar ik word begin 2017 geopereerd om mijn stoma te verwijderen. [17]
De snelheid
De verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het PD-onderzoek vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Ingevolge bord a1 van bijlage 1 van het RVV 1990 met onderbord 6-19h gold ten tijde van de aanrijding ter plaatse een maximum toegestane snelheid van 100 km/h. [18]
De verkeersongevalsanalyse met betrekking tot de snelheid naar aanleiding van het trajectmeetsysteem vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Aan de hand van de data van de trajectcontrole op het traject Abcoude-Maarssen heb ik snelheidsberekeningen gemaakt ten aanzien van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] .
Om 09:28:00 uur passeerde de VW hmp 39.838 met een gereden snelheid van 182,48 km/h. [19]
Om 09:30:48 uur passeerde de VW hmp 49.949 met een gereden snelheid van 228,24 km/h.
Om 09:32:29 uur ontvingen we de eerste melding van de aanrijding, welke plaatsvond ter hoogte van hmp 56.100. [20]
De lengte van dit traject bedroeg 6.151 meter. Het gehele traject vanaf Abcoude tot aan het botspunt legde de VW af met een gemiddelde snelheid van 217,96 km/h. [21]
De verkeersongevalsanalyse met betrekking tot onderzoek naar de snelheid naar aanleiding van data van RWS vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Op de detectielus gesitueerd bij hmp 55.880 reed de bestuurder van de Golf met een gemeten snelheid van 237 km/h. Dit betrof de lus die 270 meter vóór het conflictpunt tussen de VW en de Citroën lag. [22]
De verkeersongevalsanalyse vermeldt met betrekking tot de snelheid van de Citroën met kenteken [kenteken] -zakelijk weergegeven- het volgende.
De bestuurder van de Citroën kwam in de data van het trajectmeetsysteem niet voor. Daar de data alleen bestond uit overtreders van de maximumsnelheid kon met zekerheid worden gezegd dat de bestuurder van de Citroën de snelheid niet had overtreden. [23]
Het proces-verbaal van overtreding van [verbalisant 6] , buitengewoon opsporingsambtenaar domein generieke opsporing, vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Overtredingsgegevens / waarneming:
Datum: 30 december 2015
Omstreeks: 09:30 uur
Plaats: Breukelen, gemeente Stichtse Vecht
Locatie: trajectcontrole A2 rechts, hmp 48.7R, van Amsterdam naar Utrecht
Voertuig: personenauto van het merk Volkswagen met kenteken [kenteken]
Gecorrigeerde snelheid: 219 km per uur
Toegestane snelheid: 100 km per uur. [24]
De verdachte heeft in de ambulance onderweg naar het AMC te Amsterdam -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik reed echt veel te hard. Ik reed vol gas in mijn auto. Ik denk dat ik wel 200 km/u reed en toen ineens reed ik vol achterop die andere auto. [25]
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik was mij er bewust van dat ik hard reed. [26]
Tijdens het studioverhoor heeft de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik heb gewoon keihard gereden. [27]
De wegsituatie voorafgaand aan het ongeval en de overige omstandigheden ten tijde van het ongeval
De verkeersongevalsanalyse geeft -zakelijk weergegeven- de volgende beschrijving van de wegsituatie.
Rijdend op de A2 komend uit de richting van Amsterdam werd de bestuurder van de Volkswagen met kenteken [kenteken] meerdere keren gewaarschuwd dat rijstrook één kwam te vervallen. Dit werd aangeduid middels bord L5. De volgende borden waren geplaatst:
Bij hmp 54.9, bord L5: onderbord met tekst: ‘ritsen na 1 km’ aan beide zijden van de rijbaan.
Bij hmp 55.2 bord L5: onderbord met tekst: ‘ritsen na 300 meter’ enkel aan linker zijde van de rijbaan. [28]
Bij hmp 55,5 bord L5: onderbord met tekst: ‘ritsen vanaf hier’ aan linkerzijde van de rijbaan.
Na het laatste bord waren er op rijstrook één over een afstand van ongeveer 400 meter vijf dwangpijlen naar rechts gesitueerd.
Ter hoogte van hmp 55.9 was een verdrijvingsvlak gesitueerd over een lengte van ongeveer 100 meter. Links van en evenwijdig aan dit verdrijvingsvlak liep de geleiderail waarmee de linker vluchtstrook en rijstrook één ophield. [29]
De wegsituatie vanaf hmp 55.6 is ook te zien op het getekende overzicht van de plaats van het incident. Dit overzicht laat het volgende beeld zien:
Tussen hmp 55.6 en 55.7 splitsen twee banen af naar rechts van de hoofdrijbaan van de A2.
Ter hoogte van hmp 55.9 houdt de meest linker baan op, waarna een verdrijvingsvlak volgt en de vluchtstrook eindigt ter hoogte van hmp 56.0. [30]
De verkeersongevalsanalyse geeft met betrekking tot de overige omstandigheden ten tijde van het ongeval -zakelijk weergegeven- de volgende beschrijving.
Het wegdek was droog en normaal ingereden. [31] Het ongeval had na zonsopkomst plaatsgevonden. We zagen dat het droog weer was. [32]
Technisch onderzoek aan de auto
De verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het voertuigonderzoek vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Wij zagen dat het remsysteem van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] onbeschadigd was. Hoogstwaarschijnlijk heeft het remsysteem voorafgaande aan het ongeval goed kunnen functioneren. [33]
Het rijgedrag van de verdachte
Getuige [getuige 1] verklaart -zakelijk weergegeven- het volgende.
Op 30 december 2015 omstreeks 09:30 uur reed ik over de A2 van Amsterdam naar Utrecht. Ik reed over de 3e rijstrook gezien vanaf de middenberm. Opeens kwam mij een auto voorbij. Ik schrok hiervan. Ik schat de afstand tussen mij en de auto ongeveer één meter. Hij kwam rakelings langs mij heen. Ik voelde mijn auto helemaal wiebelen van de luchtverplaatsing die de auto veroorzaakte. Ik zag dat het een zwarte auto was van het merk Volkswagen Golf. Hij reed ook in de richting van Utrecht over de vierde strook. Hij kwam mij links voorbij. Toen hij mij passeerde hoorde ik een race geluid. Ik zag dat er één persoon in de auto zat. Ik zag dat hij verder reed en vervolgens aan de linkerzijde naast rijstrook één ging rijden om auto’s in te halen. Daarna verdween hij uit mijn zicht.
Ik kwam ter hoogte van Maarssen in een file. Ik ben de parallel rijbaan op gegaan. Ik zag toen ik langs de aanrijding reed dezelfde Volkswagen Golf staan als die mij eerder met hoge snelheid passeerde. [34]
Getuige [getuige 2] heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Op 30 december 2015 ben ik met mijn auto de A2 op gereden van Amsterdam naar Utrecht. Ik heb een snelheid gereden van 105/106 km/h. Ik weet dat op de A2 vijf rijstroken zijn. Ik reed op rijstrook twee en wilde een auto inhalen die voor mij reed op rijstrook twee en ik keek of ik naar rijstrook één kon gaan. Ik zag dat er in de verte achter mij een donker kleurige auto reed op rijstrook één. Ik zag dat de afstand tussen mij en die auto ruim voldoende was om in te halen en ik wilde hierop mijn auto verplaatsen naar rijstrook één. Dit moet ongeveer om 09:30 uur zijn geweest. [35]
Toen ik op rijstrook één reed keek ik weer in mijn binnenspiegel en schrok ik van de achter mij rijdende auto, die mij wel heel snel naderde. Hierop ben ik weer terug gegaan naar rijstrook twee. Als ik dit niet gedaan zou hebben, zou ik een aanrijding gekregen hebben met de donkere auto. Hierop zag ik dat de donkere auto mij links inhaalde en gedeeltelijk over de linker vluchtstrook reed. Ik heb niet gezien of gemerkt dat de mij inhalende auto zijn snelheid minderde. Ik heb het geluid van deze auto niet horen veranderen. Bij het passeren zag ik dat het een Volkswagen Golf was. Ik zag de Golf zijn weg vervolgen over rijstrook één.
Bij het passeren van het ongeval zag ik dat de Volkswagen Golf erbij betrokken was. Door het tijdstip van mijn contact met de Golf en het tijdstip van de aanrijding moet het de Golf zijn geweest waarover ik sprak. Ook in verband met het type, de kleur en het model van de Golf. [36]
Getuige [getuige 3] heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik reed op de A2 richting Utrecht. Op het moment dat ik van plan was een tankwagen links in te halen over rijstrook één, zag ik in mijn linker buitenspiegel een donkere auto, ik dacht zwart, met een zeer hoge snelheid op rijstrook één aan komen rijden. Ik zag later dat het een Volkswagen Golf was. Op rijstrook één schuin voor de tankwagen reed een grote grijs/groene auto, de Citroën. [37] Die zwarte auto die met vaart aan kwam rijden, zag ik niet remmen. Hij reed vol op de achterzijde van de Citroën. Ik heb geen remlichten van de zwarte auto gezien. [38]
De verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het voertuigonderzoek vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Het is vrijwel zeker dat de remlichten van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] op het moment van het ongeval niet hebben gebrand. [39]
Het is zeer aannemelijk dat de gasklep op het moment van de botsing volledig openstond. [40]
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik reed ook over de vluchtstrook. Er was veel verkeer. Ik moest uitwijken voor de andere auto’s. Ik zag het ongeval aankomen. [41]
Tijdens het studioverhoor heeft de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik heb veelal op de linkerhelft van de weg gereden en zo nu en dan ook gebruik gemaakt van de vluchtstrook. Vanwege het verkeer dat voor mij al op de linker baan zat. Dat verkeer ben ik voorbij gereden en daarna heb ik weer ingevoegd op de normale weg. [42] Ik was me ervan bewust dat ik harder reed dan de andere mensen. [43] Ik wist ook wel dat het niet oké was wat ik deed. [44] Ik wist dus wel aan de ene kant dat het niet goed was, maar ik doe het wel. [45] Mijn rijgedrag tussen Amsterdam en Utrecht was abnormaal. Ik ben een paar keer op de vluchtstrook aan het inhalen geweest, omdat ik geen ongelukken wilde veroorzaken. [46] Ik wist dat het niet goed was, mijn rijgedrag, maar ik deed het wel. Er is zeker ook een moment geweest waarop ik dacht, dit kan nooit goed gaan. [47]
Op een bepaald moment zag ik de vangrail voor me. Ik realiseerde me dat de weg versmalde. Ik kon niet meer ontwijken. Je kwam het gewoon tegemoet, de versmalling. [48] Ik kon helaas niet meer uitwijken omdat de baan van vijf naar drie ging. Ik moest ritsen omdat de baan versmalde. Ik had geen ruimte meer om uit te wijken anders had ik dat zeker wel gedaan. Ik kon gewoon rechtdoor mezelf te pletter rijden. [49] Maar mijn reactie was om zo snel mogelijk wel in te voegen. Voordat ik invoeg kijk ik nog opzij of ik kan invoegen, maar het was al te laat. Er zat al een hele rits auto’s naast me. En met die snelheid kon ik er niets meer aan doen. En toen knal. Ik moest naar rechts. De vangrail komt recht op je af. Daar wil je niet tegenaan botsen met 200 km/h. Dat was niet een keuze die ik wilde maken. [50] Ik heb gewoon mijn stuur naar rechts gedraaid. Dat was gewoon mijn reactie. [51] Dat ging zo snel. Een fractie. [52]
Invloed van verdovende middelen
Het proces-verbaal van bevindingen vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
GGD-arts G.L. van Rijk heeft in het bijzijn van mij, verbalisant [verbalisant 1] , omstreeks 12:20 uur bloed afgenomen van de verdachte [verdachte] , geboren op [1969] . Het bloed is op de voorgeschreven wijze veiliggesteld en voor onderzoek gebracht naar het NFI.
De aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed door het NFI, ingevuld door [verbalisant 1] en betreffende het bloed van de heer [verdachte] , vermeldt het volgende nummer: TAAM859NL. [53]
Het rapport van het NFI met betrekking tot toxicologisch onderzoek naar aanleiding van vermoedelijke overtreding artikel 8 WVW, vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.
Resultaten toxicologisch onderzoek in bloed (TAAM859NL) van [verdachte] :
Amfetamine: 0,044 mg/l.
THC: 0,0094 mg/l.
Amfetamine heeft een sterk centraal stimulerend effect, waardoor lichamelijke en geestelijke functies worden geactiveerd. Psychische effecten zijn onder andere emotionele ontremming, toename van zelfvertrouwen (zelfoverschatting), verdwijnen van barrières. Het kan de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden door onder andere vermindering van oplettendheid en van onjuiste risico inschatting.
Werkzame concentraties van amfetamine in bloed liggen bij niet gewende gebruikers tussen 0,03 en 0,15 mg/l. In het bloed van [verdachte] is een werkzame concentratie van amfetamine gemeten van 0,044 mg/l. [54]
Geconcludeerd wordt dat de rijvaardigheid van de verdachte waarschijnlijk negatief is beïnvloed door amfetamine en THC. [55]
De deskundigen drs. H.A. Gerritsen, psychiater, en dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog, hebben in hun Triple rapportage met betrekking tot de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende geconcludeerd.
Het gebruik van speed (amfetamine) op de avond voor het tenlastegelegde heeft betrokkene psychotisch ontregeld. Er zijn geen andere aannemelijke verklaringen voor de psychotische ontregeling. Het ten laste gelegde kan volledig vanuit de psychose worden verklaard. De keuze om speed te gebruiken heeft de verdachte volledig vrijwillig gemaakt en komt op geen enkele wijze voort uit psychopathologie. [56]
Tijdens het studioverhoor heeft de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
De dag voor het voorval heb ik voor het eerst in mijn hele leven amfetaminen gebruikt. Dat was speed. Ik heb dat de avond ervoor gebruikt. Ik wilde kijken wat het effect is. [57] Je weet van te voren niet wat voor invloed het gaat krijgen. [58] Ik zou aan den lijve ondervinden wat het deed. [59] Ik neem aan dat je toch in een ander soort staat verkeert. Misschien ben je meer hyper. Het beïnvloedt je reactievermogen denk ik. [60]
Ter terechtzitting heeft de verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
De avond voor het ongeval heb ik amfetamine gebruikt. Ik gebruik alleen drugs als ik ontspannen ben en denk er tijd voor te hebben. Ik was nu enkele dagen vrij van mijn werk.
Ik heb ook wel eens XTC genomen. Ik weet dat je daar anders van wordt. Van jointjes word ik rustiger. [61]
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De feiten
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, komt de rechtbank tot de volgende feiten vaststelling.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt op de rijksweg A2 van Amsterdam naar Utrecht, door met zijn auto van het merk Volkswagen Golf met hoge snelheid tegen de achterkant van een andere auto van het merk Citroën aan te rijden. Eén van de inzittenden van de Citroën, [slachtoffer 1] , is ten gevolge van het ongeval om het leven gekomen. Vijf andere inzittenden, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Vastgesteld is dat de verdachte voorafgaand aan het ongeval reed met een zeer hoge snelheid. Over het traject tussen hmp 39.2 tot aan de plaats van het ongeval ter hoogte van hmp 56.2 heeft de verdachte gereden met een gemiddelde snelheid van 217 km/h. Op 270 meter vóór het botspunt is bovendien een snelheid van 237 km/h gemeten. Met deze zeer hoge snelheden reed hij afwisselend over de eerste, oftewel de meest linker rijstrook, en over de vluchtrook. Met het rijden over de vluchtstrook haalde hij andere verkeersdeelnemers in. Van remmen tijdens die inhaalmanoeuvres is niet gebleken. Vlak voor het botspunt was sprake van een vermindering van het aantal rijstroken en eindigde de vluchtstrook door middel een verdrijvingsvlak. Borden aan de kant van de weg, pijlen op het wegdek en ten slotte het verdrijvingsvlak zelf lieten zien dat de vermindering van het aantal banen eraan kwam.
De verdachte reed echter zo hard dat hij alle borden en pijlen die hem wezen op de naderende wegversmalling niet heeft waargenomen. Door ter hoogte van het verdrijvingsvlak in te voegen, kwam de verdachte op de rijbaan terecht waar de Citroën reed. Ook op dat moment heeft verdachte niet geremd. Integendeel, zeer aannemelijk is dat verdachte op het moment van de botsing nog vol gas gaf.
Het ongeval vond plaats na zonsopgang. Het weer was droog en het wegdek ook.
Bij de verkeersongevalsanalyse zijn geen gebreken aan het voertuig vastgesteld, die een bijdrage hadden kunnen leveren aan het veroorzaken van het verkeersongeval.
De verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van amfetamine. Hij had de amfetamine de avond voor het ongeval gebruikt. Ten gevolge van dit gebruik is de verdachte in een psychose geraakt. Ten tijde van het ongeval verkeerde verdachte in die psychose.
(Poging) tot doodslag
Voorop staat de vraag of het feit dat de verdachte ten tijde van zijn gedragingen verkeerde in een psychose en als gevolg daarvan door de deskundigen als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt beschouwd, maakt dat van opzet geen sprake kan zijn. Volgens de Hoge Raad staat een ernstige geestelijke stoornis alleen dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg, indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Hiervan is slechts in hoge uitzondering sprake. [62]
Het handelen van de verdachte wijst niet op een dergelijke situatie. Verdachte heeft verklaard dat hij zich ervan bewust was dat hij harder reed dan de andere mensen. Hij wist ook wel dat het niet oké was wat hij deed. Verdachte heeft inhaalmanoeuvres uitgevoerd met als doel zijn medeweggebruikers te ontwijken. Hij heeft verklaard dat hij dit deed om een ongeval te voorkomen. Er is zeker een moment geweest dat hij dacht dat het nooit goed zou kunnen gaan. Dit alles duidt op enig inzicht in zijn handelen. Ook toen hij de vangrail naderde, was er een zeker inzicht in zijn handelen. Hij realiseerde zich dat het met 200 km/h tegen de vangrail rijden, zijn eigen dood zou betekenen. Die keuze wilde hij niet maken. Hij reageerde daarom door naar rechts te sturen. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daaraan doet niet af dat in het pro justitia rapport is vermeld dat verdachte gedurende de psychose nauwelijks/niet de realiteit van het dagelijkse leven kon zien en geen controle en keuzevrijheid meer had over zijn handelen. Daaraan kan immers niet zonder meer de gevolgtrekking worden verbonden dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat verdachte ten tijde van zijn handelen in een psychose verkeerde maakt dus niet dat verdachte niet opzettelijk kan hebben gehandeld.
Vol opzet
Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Hetzelfde geldt voor het volle opzet op de dood van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Niet is gebleken dat de verdachte de intentie had om door middel van zijn rijgedrag in het verkeer de inzittenden van de Citroën van het leven te beroven. Hij heeft de gevolgen van zijn handelen niet bedoeld te veroorzaken of als een noodzakelijk gevolg van zijn handelen aanvaard.
Voorwaardelijk opzet
Volgens de Hoge Raad kunnen zich in het verkeer wel situaties voordoen waarbij moet worden aangenomen dat een verdachte die door zeer gevaarlijk rijgedrag een ongeval met dodelijke afloop heeft veroorzaakt, het slachtoffer van dat ongeval opzettelijk van het leven heeft beroofd in de zin van artikel 287 Sr. Zo’n geval kan zich voordoen indien moet worden aangenomen dat de verdachte zich aan de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers door zijn gedraging het leven zullen verliezen, willens en wetens heeft blootgesteld, met dien verstande dat hij de aanmerkelijke kans dat anderen door zijn gedrag het leven zullen laten desbewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. [63]
De Hoge Raad stelt hieraan zeer strenge eisen en komt slechts in uitzonderlijke situaties tot de conclusie dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Bij de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet dient de rechter ook te betrekken dat naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat hij als gevolg van zijn gedraging ook zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
Ten aanzien van het begrip ‘de aanmerkelijke kans’ heeft de Hoge Raad overwogen dat het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. [64]
De rechtbank is van oordeel dat het overdag rijden op een Nederlandse snelweg met een snelheid van meer dan 200 km/h, daar waar een maximum snelheid geldt van 100 km/h, een aanmerkelijke kans op een aanrijding oplevert. De kans dat bij een dergelijke aanrijding een inzittende van de aangereden auto het leven laat, is naar algemene ervaringsregels ook aanmerkelijk te noemen.
Dat sprake was van een rustig verkeersbeeld, maakt dit oordeel niet anders. Voorafgaand aan het ongeval heeft de verdachte meermalen andere verkeersdeelnemers ingehaald. Deze inhaalmanoeuvres waren nodig om een aanrijding met die verkeersdeelnemers te voorkomen, zo heeft de verdachte zelf verklaard. Verdachte heeft om auto’s in te halen op bepaalde momenten moeten uitwijken naar de vluchtstrook. Tot aan het moment van het ongeval bood de wegsituatie daar ruimte voor. Een feit van algemene bekendheid is echter dat zich op de Nederlandse snelwegen regelmatig veranderingen voordoen in de wegsituatie ten gevolge van de dichte bevolktheid. Regelmatig doet zich een verandering voor in het aantal rijstroken ten gevolge van knooppunten, ten gevolge van in- en uitvoegstroken en ten gevolge van veranderingen in de gemiddelde verkeersdrukte. Omdat men op die veranderingen in de Nederlandse wegsituatie met een snelheid van meer dan 200 km/h niet goed kan anticiperen, levert het rijden op de wijze als de verdachte heeft gedaan een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval op. In het geval van de verdachte heeft die aanmerkelijke kans zich ook geopenbaard.
Nu de rechtbank komt tot de vaststelling dat sprake is geweest van de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval, komt de vraag aan de orde of verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend.
Uit de verklaringen van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij deze aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van het ongeval geen ruimte meer had om uit te wijken, anders had hij dat zeker wel gedaan. Als hij wist dat dit zou gebeuren, had hij het niet gedaan. Hij ging ervan uit dat er geen mensen leed zouden hebben.
De feitelijke gedragingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet zozeer gericht op het optreden van het dodelijke ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. [65] Verdachte heeft meerdere inhaalmanoeuvres uitgevoerd om andere verkeersdeelnemers te ontwijken. Hij week niet alleen uit naar de meest linker rijbaan, maar ook naar de vluchtstrook om een ongeval te voorkomen. Dat verdachte niet heeft geremd toen hij achterop de Citroën botste maakt dit niet anders. De rechtbank acht het aannemelijk dat gelet op de snelheid waarmee verdachte reed de verdachte niet meer de tijd of mogelijkheid had om te remmen op het moment dat hij invoegde en vervolgens op de Citroën botste. De rechtbank is dan ook niet van oordeel dat verdachte de Citroën bewust als botskussen heeft gebruikt. Verdachte heeft een botsing met de vangrail willen voorkomen en is daarom ingevoegd zonder dat hij daarbij bewust een keuze heeft gemaakt om op de Citroën te botsen. De botsing met de Citroën was het feitelijke, niet gewenste, gevolg van het invoegen door verdachte. Dat deze botsing een ongewenst gevolg was van het invoegen, volgt ook uit het feit dat de verdachte, gelet op de snelheid waarmee hij frontaal botste tegen de Citroën, ook zelf dodelijk had kunnen verongelukken, ook al botste hij van áchteren op de Citroën.
Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeluk bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. Daarmee ontbreekt het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] .
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring is gekomen van het opzet op de dood van de inzittenden van de Citroën, ook niet in voorwaardelijke zin, zal zij de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en de primaire variant van het onder 2 en 3 ten laste gelegde feit vrijspreken.
Ten aanzien van [slachtoffer 7] is naast de poging tot doodslag een poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling ten laste gelegd. Voor deze varianten van het onder 3 ten laste gelegde is, net als bij de poging tot doodslag, opzet vereist op het veroorzaken van het ongeval. Zoals hiervoor uitgebreid is overwogen, kan dat opzet niet worden bewezen, ook niet in voorwaardelijke zin. Dit levert een vrijspraak op voor de onder 3 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling .
Artikel 6 WVW 1994
Onder 1 subsidiair en 2 impliciet subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden en ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin [66] .
Verdachte verkeerde ten tijde van zijn gedragingen onder invloed van amfetamine. In zijn bloed is een werkzame concentratie van amfetamine gemeten van 0,044 mg/l. De psycholoog en psychiater hebben in de Triple rapportage geconcludeerd dat de verdachte ten gevolge van het gebruik van speed in een psychose is geraakt. Zijn handelen kan in dit specifieke geval ook volledig vanuit deze psychose worden verklaard. Reeds op grond hiervan kan worden vastgesteld dat de verdachte ten gevolge van de amfetamine niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Eveneens volgt dit uit het NFI rapport waarin is vermeld dat de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was door het gebruik van amfetamine.
In het bloed van de verdachte is naast een werkzame hoeveelheid amfetamine, ook een werkzame hoeveelheid THC aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij een gewende cannabis gebruiker is. Jarenlang heeft hij meerdere joints per dag gerookt. Ook de ochtend van het ongeval had hij al meerdere joints gerookt. Het rapport van het NFI met beantwoording van vragen naar aanleiding van het toxicologisch onderzoek vermeldt dat de rijvaardigheid bij gewende gebruikers van cannabis nadelig wordt beïnvloed na recent gebruik van cannabis, maar in mindere mate dan bij niet-gewende gebruikers. Een bloedconcentratie waarboven de rijvaardigheid door gewende gebruikers nadelig is beïnvloed, kan niet worden aangegeven. Uit onderzoek blijkt dat de kans op een auto-ongeluk door de combinatie van cannabis en amfetamine ongeveer gelijk is aan de optelsom van de afzonderlijke kansen op een ongeluk door cannabis en amfetamine.
Gelet op het jarenlange frequente cannabisgebruik van de verdachte, waarover geen discussie bestaat, kan niet worden vastgesteld in hoeverre de aangetroffen concentratie THC invloed heeft gehad op het rijgedrag van de verdachte. Nu de rapportages van het NFI hierover geen concreet uitsluitsel bieden, kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel bewezen achten dat de verdachte ook ten gevolge van de aangetroffen concentratie THC niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De keuze om speed te gebruiken heeft de verdachte volledig vrijwillig gemaakt. Hij wilde kijken wat het effect was. Hij heeft zich daarmee willens en wetens in een situatie van intoxicatie gebracht, terwijl hij redelijkerwijs had kunnen weten dat dit gebruik van invloed kon zijn op zijn geestesgesteldheid. Hij wist van te voren niet wat voor invloed het gebruik van speed concreet op hem zou hebben, maar hij nam wel al aan dat je door het gebruik in een ander soort staat zou komen te verkeren. Dit duidt op de verwachting vooraf van verdachte dat het gebruik van speed een effect zou hebben op zijn psyche. Dit kan ook worden afgeleid uit zijn verklaring dat hij dacht dat je er meer hyper van zou worden en dat het je reactievermogen zou kunnen beïnvloeden. Dat verdovende middelen invloed kunnen hebben op je psyche, had de verdachte ook al ondervonden na het gebruik van XTC. Daar werd hij anders van. Ook was hij zich ervan bewust dat hij door het gebruik van cannabis rustiger wordt, hetgeen eveneens als een psychisch effect kan worden aangemerkt. Uit de verklaring van de verdachte dat hij de speed bewust had genomen op een moment dat hij er tijd voor had -hij zou de dag na de avond van het gebruik vrij zijn van zijn werk-, kan bovendien worden afgeleid dat hij rekening hield met de mogelijkheid dat de effecten van speed langer zouden kunnen duren dan alleen de avond van het gebruik. Gelet hierop wist de verdachte of had hij redelijkerwijs moeten weten dat de invloed van het gebruik van de speed op zijn geestesgesteldheid, de dag na het gebruik nog aanwezig zou kunnen zijn. Daarmee wist de verdachte ook, of had hij redelijkerwijs moeten weten, dat deze invloed op zijn psyche de rijvaardigheid kon verminderen, waarmee sprake is van een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, WVW 1994.
Dat de gedragsdeskundigen in hun Triple rapportage hebben geconcludeerd dat de verdachte de concrete fatale gevolgen van zijn speedgebruik redelijkerwijs niet kon voorzien, maakt dit niet anders. De gedragsdeskundigen concluderen ook dat de verdachte toerekeningsvatbaar is voor de keuze dat hij speed gebruikt en daarmee risico’s neemt, ook al is het voor hem op dat moment niet duidelijk wat het te verwachten effect op zijn functioneren precies zou kunnen zijn.
Ten aanzien van het verkeersgedrag is verder vastgesteld dat de verdachte met een veel te hoge snelheid heeft gereden. Hij heeft gereden met een snelheid van meer dan 200 km/h daar waar een maximum snelheid van 100 km/h geldt. Gelet op hetgeen de rechtbank in het kader van de aanmerkelijke kans heeft overwogen, mag worden aangenomen dat deze ernstige overschrijding van de maximum snelheid er mede de oorzaak van is geweest dat het ongeval heeft plaatsgevonden.
Met die snelheid heeft de verdachte inhaalmanoeuvres uitgevoerd, waarbij hij andere auto’s rakelings passeerde. Omdat de verdachte ook inhaalde over de vluchtstrook, waren de auto’s die hij passeerde daar niet op bedacht. De rechtbank merkt deze inhaalmanoeuvres dan ook aan als een gevaarlijke wijze van inhalen. En het was ook het rijden met deze snelheid dat maakte dat de verdachte niet in staat was op te letten op de borden aan de kant van de weg, de pijlen op het wegdek en ten slotte het verdrijvingsvlak zelf waarmee de naderende vermindering van het aantal banen werd aangegeven. De snelheid was zo hoog, dat de verdachte op het moment dat hij de wegversmalling zag, niet meer kon remmen voor de auto die voor hem reed op de baan waarop hij moest invoegen.
Bij de verkeersongevallenanalyse zijn geen gebreken aan het voertuig vastgesteld, die een bijdrage hadden kunnen leveren aan het veroorzaken van het verkeersongeval en die aan de schuld van de verdachte in de weg hadden kunnen staan. Evenmin waren de weersgesteldheid en het wegdek zodanig dat zij mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de ernst van de gedragingen van de verdachte en de overige omstandigheden van het geval zodanig zijn, dat op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. De rechtbank zal hierna beoordelen welke mate van schuld dit is.
Schuld in de zin van roekeloosheid
Schuld in de zin van roekeloosheid is de zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm, waarvan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn. Voor een bewezenverklaring van deze vorm zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Volgens vaste rechtspraak moet sprake zijn van meer bijzondere omstandigheden dan de strafverzwarende omstandigheden zoals genoemd in artikel 175, derde lid WVW 1994, te weten met een veel te hoge snelheid rijden en onder invloed rijden in de zin van artikel 8, eerste of tweede lid WVW1994. [67]
De hiervoor omschreven snelheidsovertreding, de gevaarlijke inhaalmanoeuvres en de omschreven toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid WVW 1994 zijn onvoldoende om te komen tot de conclusie dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld. Het gaat in dit geval bij uitstek om de strafverzwarende omstandigheden zoals genoemd in artikel 175, derde lid WVW 1994. In het algemeen moet bij roekeloosheid sprake zijn van bewustheid van het risico van ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren. Ondanks de enorme gevaarzetting die van het rijgedrag van de verdachte is uitgegaan, kan uit de gedragingen van de verdachte niet worden afgeleid dat bij hem sprake was van een tomeloze onverschilligheid ten aanzien van de gevolgen van zijn rijgedrag. De verdachte heeft juist diverse inhaalmanoeuvres uitgevoerd met als doel een ongeval te voorkomen. Als hij wist dat dit zou gebeuren, had hij het niet gedaan. Hij ging ervan uit dat er geen mensen leed zouden hebben.
Van een tomeloze onverschilligheid zoals hiervoor bedoeld kan worden gesproken in het geval van een bestuurder die met een andere bestuurder in een kat-en-muis-spel is verwikkeld, in het geval van een snelheidswedstrijd of in het geval van een wedstrijdachtige achtervolging. Alleen in dergelijke gevallen is roekeloosheid aangenomen door de Hoge Raad. [68] Een dergelijke situatie deed zich hier niet voor.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat inhoudt dat hij schuld heeft aan het ongeval in de zin van roekeloosheid.
Schuld in de zin van zeer onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig
De verdachte kan worden verweten dat hij een auto is gaan besturen terwijl hij verkeerde onder invloed van verdovende middelen. Ook kan de verdachte worden verweten dat hij met een veel te hoge snelheid heeft gereden, waardoor hij diverse waarschuwingen voor de naderende veranderende wegsituatie heeft gemist. De verdachte kan worden verweten dat hij ten gevolge van deze omstandigheden niet in staat was te remmen of anderszins te reageren op het moment dat dit nodig was en dat hij daardoor een verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Het gedrag kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig rijgedrag dat verwijtbaar is.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander is gedood, waarbij de mate van schuld bestaat uit zeer onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig rijgedrag.
Ook komt de rechtbank daarmee tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire variant van het onder 2 ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor anderen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, waarbij de mate van schuld bestaat uit zeer onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig rijgedrag.
Artikel 8 WVW 1994
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit, in die zin dat hij als bestuurder een motorvoertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De rechtbank verwijst hiertoe naar hetgeen zij met betrekking tot de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, WVW 1994 heeft overwogen in het kader van artikel 6 WVW 1994.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
subsidiair
op 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, zeer onoplettend en onachtzaam en onvoorzichtig,
terwijl hij, verdachte, zodanig onder invloed was van amfetamine, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,8 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, met een gemiddelde snelheid van ongeveer 217 kilometer per uur heeft gereden en
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en is voorbijgereden en
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en
  • rijdende over de meest linker rijstrook en over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van zijn, verdachtes, voorliggers [getuige 2] en [getuige 1] en
  • rijdende over de meest linker rijstrook en over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en voorbijrijden van andere weggebruikers en die [getuige 2] en [getuige 1] en
  • met een snelheid van ongeveer 237 kilometer per uur heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken van 5 naar 3 en
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid invoegde vanaf de linker vluchtstrook en het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij tegen een ander voertuig, personenauto, waarin die [slachtoffer 1] zich als passagier bevond, is aangereden en gebotst,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
2.
op 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, zeer onoplettend en onachtzaam en onvoorzichtig,
terwijl hij, verdachte, zodanig onder invloed was van amfetamine, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,8 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, met een gemiddelde snelheid van ongeveer 217 kilometer per uur heeft gereden en
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en is voorbijgereden en
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en
  • rijdende over de meest linker rijstrook en over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van zijn, verdachtes, voorliggers [getuige 2] en [getuige 1] en
  • rijdende over de meest linker rijstrook en over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en voorbijrijden van andere weggebruikers en die [getuige 2] en [getuige 1] en
  • met een snelheid van ongeveer 237 kilometer per uur heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken van 5 naar 3 en
  • terwijl hij met onverminderde snelheid, invoegde vanaf de linker vluchtstrook en het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij tegen een ander voertuig, personenauto, waarin die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zich bevonden is aangereden en gebotst,
waardoor anderen genaamd:
  • [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een blaasruptuur en een rectum laceratie en letsel centrale wervelkolom en een urethra ruptuur en bekkenletsel en een scheenbeen (tibia) fractuur en
  • [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenfractuur en een
dijbeen/heup fractuur en een open fractuur van het (rechter) onderbeen en een enkelfractuur en een kniefractuur en
  • [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel, te weten lumbale wervelfracturen en
  • [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een milt laceratie en een
  • bekken/sacrum fractuur en
  • [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel, te weten aangezichtsletsel,
werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
4.
op 30 december 2015 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, als bestuurder van een voertuig, (Volkswagen Golf), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine (0,044 mg/l), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
5. (16/659573-16)
op 30 december 2015 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, als bestuurder van een motorvoertuig (een personenauto van het merk Volkswagen) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rijksweg A2 (voor de afrit Breukelen, Hm.p. 48.7R), geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 219 kilometer per uur.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 subsidiair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waarbij een ander wordt gedood en terwijl de verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
Feit 2:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waarbij een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, meermalen gepleegd;
Feit 4:overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5:overtreding van artikel 92 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De gedragsdeskundigen hebben weliswaar geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het veroorzaken van het ongeval in een psychose verkeerde en dat hij op dat moment vanuit gedragsdeskundig perspectief volledig ontoerekeningsvatbaar was, maar deze psychose is ontstaan ten gevolge van het gebruik van speed en de keuze om de speed te gaan gebruiken heeft de verdachte volledig vrijwillig gemaakt.
Gelet op het voorgaande kan worden aangenomen dat de verdachte de psychose aan zichzelf te wijten heeft. Er is sprake van culpa in causa. De gevolgen van het speedgebruik moeten daarom aan de verdachte worden toegerekend.
Daarbij komt dat het een feit van algemene bekendheid is dat amfetamine een illegale drug is en dat er risico’s zitten aan het gebruik van drugs.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte niet strafbaar is en dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In de visie van de verdediging is geen sprake van culpa in causa. De verdachte had geen persoonlijke ervaring met het gebruik van speed. Niet aannemelijk kan daarom worden gemaakt dat de verdachte had kunnen weten, niet alleen in het algemeen maar ook in het individuele geval, wat het effect van het drugsgebruik had kunnen zijn. Dit wordt in de Triple rapportage bevestigd, omdat daarin wordt vermeld dat het voor de verdachte op het moment dat hij de speed gebruikte, niet duidelijk was wat het te verwachten effect op zijn functioneren zou betekenen. Er was weliswaar sprake van vrijwillige intoxicatie, maar de concrete fatale gevolgen kon de verdachte redelijkerwijs niet voorzien. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte in het bijzonder niet hoefde te voorzien dat het speedgebruik zelfs na een goede nachtrust nog effect kon hebben.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Gedragsdeskundigen drs. H.A. Gerritsen psychiater, dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog, W. van Kreef, forensisch milieuonderzoeker hebben over de verdachte een Triple rapportage opgemaakt. [69] In deze rapportage komen zij tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een eenmalige psychotische stoornis door een middel rondom het plegen van het ten laste gelegde. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van die psychotische stoornis. Het gebruik van speed op de avond voor het ten laste gelegde heeft de verdachte psychotisch ontregeld. Gezien de vorm en de ernst van de psychose kan het ten laste gelegde volledig vanuit de psychose worden verklaard. Belangrijke bouwstenen hiervoor zijn vooral zelfoverschatting vanuit een grootheidswaan, de zeer forse kritiek- en oordeelsstoornissen, het afwezige ziektebesef en –inzicht en de verminderde impulscontrole, als onderdeel van de psychose die zo ernstig waren dat betrokkene nauwelijks / niet de realiteit van het dagelijks leven kon zien.
Het ten laste gelegde kan volledig worden verklaard vanuit de psychotische ontregeling, aldus de deskundigen. Zij concluderen dan ook dat de verdachte vanuit gedragsdeskundig perspectief ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit als ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Ook concluderen de deskundigen dat de verdachte de keuze om speed te gebruiken volledig vrijwillig heeft gemaakt. De psychotische ontregeling is geluxeerd door het gebruik van speed. Zijn keuze om speed te gebruiken komt op geen enkele wijze voort uit psychopathologie. Vanuit gedragsdeskundig perspectief is betrokkene volgens de deskundigen in die zin dan ook toerekeningsvatbaar voor de keuze dat hij speed gebruikt en daarmee risico’s neemt ook al is het voor hem op dat moment niet duidelijk wat het te verwachten effect op zijn functioneren voor hem zou kunnen zijn.
Uitgangspunt is dat in geval van volledig vrijwillige zelfintoxicatie, ontoerekeningsvatbaarheid niet tot strafuitsluiting leidt. De omstandigheid dat de verdachte de concrete gevolgen van zijn handelen -in dit geval het veroorzaken van een zeer ernstig verkeersongeval- redelijkerwijs niet had kunnen voorzien, maakt dit niet anders. De Hoge Raad heeft bepaald dat daarvoor geen steun is te vinden in het recht. [70]
De verdachte had in dit geval redelijkerwijs kunnen voorzien dat het gebruik van speed van invloed kon zijn op zijn geestesgesteldheid. Hij wist van te voren niet wat voor invloed het gebruik van speed concreet op hem zou hebben, maar hij nam wel al aan dat je door het gebruik in een ander soort staat zou komen te verkeren. Dit duidt op de verwachting vooraf van verdachte dat het gebruik van speed een effect zou hebben op zijn psyche. Dit kan ook worden afgeleid uit zijn verklaring dat hij dacht dat je er meer hyper van zou worden en dat het je reactievermogen zou kunnen beïnvloeden. Dat verdovende middelen invloed kunnen hebben op je psyche, had de verdachte ook al ondervonden na het gebruik van XTC. Daar werd hij anders van. Ook was hij zich ervan bewust dat hij door het gebruik van cannabis rustiger wordt, hetgeen eveneens als een psychisch effect kan worden aangemerkt. Uit de verklaring van de verdachte dat hij de speed bewust had genomen op een moment dat hij er tijd voor had -hij zou de dag na de avond van het gebruik vrij zijn van zijn werk-, kan bovendien worden afgeleid dat hij rekening hield met de mogelijkheid dat de effecten van speed langer zouden kunnen duren dan alleen de avond van het gebruik. Gelet hierop wist of had de verdachte redelijkerwijs moeten weten dat de invloed van het gebruik van de speed op zijn geestesgesteldheid, de dag na het gebruik nog aanwezig zou kunnen zijn. De verdachte had ook redelijkerwijs moeten weten dat deze invloed op zijn psyche de rijvaardigheid kon verminderen.
Gelet op het voorgaande leidt de conclusie van de gedragsdeskundigen dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd voor zijn handelen, niet tot een strafuitsluitingsgrond. Verdachte is dan ook strafbaar voor zijn daden.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair 2 primair 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen met ingang van de datum van invrijheidsstelling voor de duur van 9,5 (negen en een half jaar), opgebouwd uit 5 (vijf) jaren voor feit 1, 3 (drie) jaren voor feit 2, 1 (één) jaar voor feit 3 en een half jaar voor feit 4. Voor de door de officier van justitie onder 5 bewezenverklaarde overtreding heeft hij gevorderd een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden met ingang van de datum van invrijheidstelling.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een zelfde bewezenverklaring komt als de officier van justitie, is het volgens de verdediging niet passend om aan de verdachte die door de deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 8 jaren. Van de vaststelling dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is, moet, als niet tot ontslag van alle rechtsvervolging wordt besloten, een strafverminderende werking uitgaan.
Verder moet in het voordeel van de verdachte rekening worden gehouden met het feit dat geen sprake is van recidive en met het feit dat de recidivekans laag wordt ingeschat. Ook de spijtbetuiging van de verdachte jegens de slachtoffers dient in het voordeel van de verdachte te werken als ook het feit dat de verdachte zeer aangeslagen is door de fatale gevolgen van zijn handelen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. In deze zaak wijkt deze bewezenverklaring van de rechtbank wezenlijk af van de bewezenverklaring waarvan de officier van justitie bij de formulering van zijn strafeis is uitgegaan. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval met de dood van één persoon, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel van vijf personen, tot gevolg, door zeer onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig rijgedrag. De officier van justitie is uitgegaan van een bewezenverklaring van doodslag, respectievelijk poging tot doodslag. In de strafmaat zal dit zeer wezenlijke verschil in bewezenverklaring tot uitdrukking komen. De straf die in de landelijke oriëntatiepunten wordt gehanteerd voor de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten, is aanzienlijk lager dan de strafeis van de officier van justitie, die is uitgegaan van een zwaarder strafbaar feit. Om die reden zal de rechtbank bij de strafoplegging afwijken van de eis van de officier van justitie.
De oriëntatiepunten van het LOVS [71] adviseren bepaalde straffen in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval door zeer onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig rijgedrag, ook wel grove schuld genoemd. De LOVS oriëntatiepunten adviseren niet over straffen in zulke gevallen waarbij sprake is van een middel in de zin van artikel 8 lid 1 WVW 1994. Nu in dit geval sprake is van het gebruik van de harddrug speed zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten die gelden voor het gebruik van een forse hoeveelheid alcohol (>570 ugl). De LOVS oriëntatiepunten adviseren in het geval van het veroorzaken van een verkeersongeval door grove schuld waarbij sprake is van een forse hoeveelheid alcohol, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 12 tot 24 maanden met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 tot 4 jaren. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg door grove schuld, waarbij sprake is van invloed van een forse hoeveelheid alcohol , wordt door de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gehanteerd van 6 tot 7 maanden met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 tot 3 jaren.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van haar straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is met zijn auto de rijksweg A2 op gereden en heeft daar over een afstand van meerdere kilometers met een snelheid van meer dan 200 km/h gereden. Met die snelheid heeft hij ook diverse inhaalmanoeuvres uitgevoerd, waarbij hij rakelings langs andere auto’s reed. Door die snelheid was het voor de verdachte niet mogelijk op de borden aan de kant van de weg en de pijlen op het wegdek te letten, waarmee de naderende vermindering van het aantal banen werd aangegeven. Dat zich een vermindering van het aantal banen voordeed, ondervond de verdachte pas toen hij op het verdrijvingsvlak reed, waarna hij invoegde op de baan rechts van hem. Hij kon na het moment van invoegen niet meer remmen. Hij reed met volle snelheid tegen de voor hem rijdende auto, een Citroën met zeven inzittenden. Ten gevolge van dit ongeval is [slachtoffer 1] komen te overlijden en hebben [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het kan een wonder worden genoemd dat de zevende inzittende van de Citroën, [slachtoffer 7] , uitsluitend schaafwonden aan het ongeval heeft overgehouden.
Door zijn handelen heeft de verdachte het meest waardevolle wat er is, een mensenleven, weggenomen. Door toedoen van de verdachte moeten drie jonge kinderen verder leven zonder hun vader, door toedoen van de verdachte is een vrouw haar partner kwijt en zijn de vader en de (na het ongeval overleden) moeder van [slachtoffer 1] hun kind verloren. Ook de overige familieleden en goede vrienden van het slachtoffer zullen het gemis van het slachtoffer een plek moeten geven. De verdachte heeft ervoor gezorgd dat de overlevenden van het ongeval, waaronder de drie jonge kinderen, geestelijk en lichamelijk voor het leven getekend zijn. De schriftelijke slachtofferverklaringen, die ter terechtzitting zijn voorgelezen, laten zien dat geen dag uit het leven van de overlevenden en nabestaanden nog gelijk is aan de dagen van vóór het ongeval. De nasleep van het ongeval blijft voor hen voortduren. Hun toekomst is onzeker en zal ten gevolge van het fatale ongeval altijd gekleurd blijven.
De verdachte toont zich oprecht aangeslagen door de gevolgen, hetgeen hij in zijn proceshouding, ook waar het om juridische kwesties gaat, steeds naar voren laat komen.
Gelet op de ernstige gevolgen van zijn handelen, heeft de verdachte zich ook voorgenomen om nooit meer speed te gebruiken. De kans dat de verdachte opnieuw speed zal gebruiken wordt door de deskundigen ook laag ingeschat. Nu het gebruik van speed de enige factor is voor het recidiverisico, wordt de kans op recidive eveneens laag ingeschat.
De gevolgen voor de verdachte, te weten dat hij zal moeten leven met de wetenschap dat het leed dat alle slachtoffers en nabestaanden met zich dragen door zijn toedoen is ontstaan, zijn houding met betrekking tot het gebeurde en de lage recidivekans vormen echter geen grond voor strafvermindering. De gevolgen van de verdachte vallen in het niet bij de gevolgen voor de slachtoffers en de verdachte zal daarvoor zijn verantwoordelijkheid moeten dragen.
De justitiële documentatie van de verdachte laat zien dat hij niet eerder is veroordeeld voor een verkeersmisdrijf. Nu de oriëntatiepunten uitgaan van een blanco strafblad, zal op grond hiervan ook geen strafvermindering volgen.
Evenmin is een grond voor strafvermindering gelegen in het feit dat de verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde in een psychose.
De verdachte is in de psychose terecht gekomen ten gevolge van het gebruik van speed. Hij had op de avond voorafgaand aan het ongeval voor de eerste keer in zijn leven speed gebruikt. De psychose die daardoor bij hem is ontstaan, heeft tot na het moment van het ongeval voortgeduurd. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte ten gevolge van deze psychose volledig ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd voor zijn handelen, maar zij hebben ook geconcludeerd dat sprake is van volledig vrijwillige zelfintoxicatie. Vanwege deze volledig vrijwillige zelfintoxicatie heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte strafbaar is voor zijn handelen en is zij in dat kader aan de ontoerekeningsvatbaarheid voorbij gegaan. In het kader van de straftoemeting zal de rechtbank op dezelfde grond geen strafvermindering toepassen voor de ontoerekeningsvatbaarheid.
Het gebruik van speed vormt daarentegen een strafverzwarende omstandigheid, zoals wettelijk bepaald in artikel 175, derde lid, WVW 1994. De rechtbank zal in verband hiermee ook strafverzwaring toepassen. Het overschrijden van de maximum snelheid vormt eveneens zo’n wettelijke strafverzwarende omstandigheid.
Ten slotte werkt strafverzwarend dat meerdere inzittenden van de Citroën zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen en de rechtbank het veroorzaken van het ongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg daarom heeft gekwalificeerd als een meerdaadse samenloop.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is, met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3,5 jaar, met ingang van de dag van invrijheidstelling.
Voor de bewezenverklaarde snelheidsovertreding zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 6 maanden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
[benadeelde] ,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De heer [getuige 4] heeft verklaard dat hij als bestuurder van een vrachtwagen van het bedrijf [bedrijf] N.V. getuige is geweest van het ongeval op de A2. Na afloop van die rit ontdekte hij schade aan de vrachtwagen. Vermoedelijk zijn brokstukken van de aanrijding tegen de vrachtwagen geslagen, aldus [getuige 4] . De schade is getaxeerd op een bedrag van € 1.665,--.
De verdediging heeft de hoogte van genoemde schade niet betwist, noch heeft de verdediging betwist dat de schade in een rechtstreeks verband staat met het door de verdachte veroorzaakte ongeval.
Vast is daarom komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.665,-- (zestienhonderd vijfenzestig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 92 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair, 2 impliciet primair en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waarbij een ander wordt gedood en terwijl de verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
Feit 2:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waarbij een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, meermalen gepleegd;
Feit 4:overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5:overtreding van artikel 92 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor de onder 1 subsidiair, onder 2 impliciet subsidiair en onder 4 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ontzegt verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3,5 (drie en een half) jaar.
Ontzegt verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Wijst de vordering van [benadeelde] toe tot € 1.665,-- (zestienhonderd vijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 1.665,-- (zestienhonderd vijfenzestig euro), te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 26 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. de Stigter, voorzitter,
mrs. G. Perrick en R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2016.
Mr. Van Opstal is niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd door
als bestuurder van een voertuig (personenauto), terwijl hij, verdachte, onder
invloed was van, althans na gebruik van amfetamine en/of THC, althans (een) stof(fen) die de rijvaardigheid verminder(t)(en) en/of kan/kunnen verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,2 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, althans over een langere afstand, met een (gemiddelde) snelheid van (ongeveer) 217 kilometer per uur, althans een zeer hoge snelheid van meer dan 200 kilometer per uur, heeft gereden en/of
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en/of is voorbijgereden en/of
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en/of is gegaan en/of
  • met die snelheid rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van de voor hem verdachte rijdende voertuig(en) bestuurd door [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of
  • met die snelheid rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en/of voorbijrijden van andere weggebruikers en/of de/het door [getuige 2] en/of [getuige 1] bestuurde voertuig(en) en/of
  • met een snelheid van (ongeveer) 237 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken (van 5 naar 3) en/of
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid, in elk geval zonder (voldoende) te remmen, invoegde, althans zijn voertuig bewoog, vanaf de linker vluchtstrook en/of het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij (tegen) een ander voertuig (personenauto) (waarin die [slachtoffer 1] zich als passagier bevond) is/heeft (aan)gereden en/of gebotst en/of geramd,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, althans zeer althans aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam en/of onvoorzichtig,
terwijl hij, verdachte, onder invloed van, althans na gebruik van amfetamine en/of THC, althans (een) stof(fen) die de rijvaardigheid verminder(t)(en) en/of kan/kunnen verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,2 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, althans over een langere afstand, met een(gemiddelde) snelheid van (ongeveer) 217 kilometer per uur, althans een zeer hoge snelheid van meer dan 200 kilometer per uur, heeft gereden en/of
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en/of is voorbijgereden en/of
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van zijn, verdachtes, voorliggers [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en/of voorbijrijden van andere weggebruikers en/of die [getuige 2] en [getuige 1] en/of
  • met een snelheid van (ongeveer) 237 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken (van 5 naar 3) en/of
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid, in elk geval zonder (voldoende) te remmen, invoegde, althans zijn voertuig bewoog, vanaf de linker vluchtstrook en/of het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij (tegen) een ander voertuig (personenauto) (waarin die [slachtoffer 1] zich als passagier bevond) is/heeft (aan)gereden en/of gebotst en/of geramd,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan
aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende
lid van genoemde wet en/of
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en/of zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of geen voorrang heeft verleend en/of gevaarlijk heeft ingehaald;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6]
van het leven te beroven, met dat opzet opzettelijk
als bestuurder van een voertuig (personenauto), terwijl hij, verdachte, onder
invloed van, althans na gebruik van amfetamine en/of THC, althans (een) stof(fen) die de rijvaardigheid verminder(t)(en) en/of kan/kunnen verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,2 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, althans over een langere afstand, met een (gemiddelde) snelheid van (ongeveer) 217 kilometer per uur, althans een zeer hoge snelheid van meer dan 200 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en/of is voorbijgereden en/of
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en/of is gegaan en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van de voor hem verdachte rijdende voertuig(en) bestuurd door [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en/of voorbijrijden van andere weggebruikers en/of de/het door [getuige 2] en/of [getuige 1] bestuurde voertuig(en) en/of
  • met een snelheid van (ongeveer) 237 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken (van 5 naar 3) en/of
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid, in elk geval zonder (voldoende) te remmen, invoegde, althans zijn voertuig bewoog, vanaf de linker vluchtstrook en/of het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij (tegen) een ander voertuig (personenauto) (waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] zich bevonden) is/heeft (aan)gereden en/of gebotst en/of geramd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam en/of onvoorzichtig,
terwijl hij, verdachte, onder invloed van, althans na gebruik van amfetamine en/of THC, althans (een) stof(fen) die de rijvaardigheid verminder(t)(en) en/of kan/kunnen verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,2 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, althans over een langere afstand, met een(gemiddelde) snelheid van (ongeveer) 217 kilometer per uur, althans een zeer hoge snelheid van meer dan 200 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en/of is voorbijgereden en/of
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van zijn, verdachtes, voorliggers [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en/of voorbijrijden van andere weggebruikers en/of die [getuige 2] en [getuige 1] en/of
  • met een snelheid van (ongeveer) 237 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken (van 5 naar 3) en/of
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid, in elk geval zonder (voldoende) te remmen, invoegde, althans zijn voertuig bewoog, vanaf de linker vluchtstrook en/of het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij (tegen) een ander voertuig (personenauto) (waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] zich bevonden)is/heeft (aan)gereden en/of gebotst en/of geramd,
waardoor (een) ander(en) genaamd:
  • [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een blaasruptuur en/of een rectum laceratie en/of letsel centrale wervelkolom en/of een urethra ruptuur en/of bekkenletsel en/of een scheenbeen (tibia) fractuur en/of
  • [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenfractuur en/of een
dijbeen/heup fractuur en/of een open fractuur van het (rechter) onderbeen en/of een enkelfractuur en/of een kniefractuur en/of
  • [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel, te weten lumbale wervelfracturen en/of
  • [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een milt laceratie en/of een
  • bekken/sacrum fractuur en/of
  • [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel, te weten aangezichtsletsel,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte
of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan
aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende
lid van genoemde wet en/of
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en/of zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of geen voorrang heeft verleend en/of gevaarlijk heeft ingehaald;
3.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 7]
van het leven te beroven en/of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
als bestuurder van een voertuig (personenauto), terwijl hij, verdachte, onder
invloed van, althans na gebruik van amfetamine en/of THC, althans (een) stof(fen) die de rijvaardigheid verminder(t)(en) en/of kan/kunnen verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,2 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, althans over een langere afstand, met een (gemiddelde) snelheid van (ongeveer) 217 kilometer per uur, althans een zeer hoge snelheid van meer dan 200 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en/of is voorbijgereden en/of
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en/of is gegaan en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van de voor hem verdachte rijdende voertuig(en) bestuurd door [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en/of voorbijrijden van andere weggebruikers en/of de/het door [getuige 2] en/of [getuige 1] bestuurde voertuig(en) en/of
  • met een snelheid van (ongeveer) 237 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken (van 5 naar 3) en/of
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid, in elk geval zonder (voldoende) te remmen, invoegde, althans zijn voertuig bewoog, vanaf de linker vluchtstrook en/of het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij (tegen) een ander voertuig (personenauto) (waarin die [slachtoffer 7] zich bevond) is/heeft (aan)gereden en/of gebotst en/of geramd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 7] ,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), terwijl hij, verdachte, onder
invloed van, althans na gebruik van amfetamine en/of thc, althans (een) stof(fen) die de rijvaardigheid verminder(t)(en) en/of kan/kunnen verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
  • over de rijksweg A2, vanaf hectometerpaal 39,2 (Abcoude) tot en met de plaats van het verkeersongeval ter hoogte van hectometerpaal 56,2, althans over een langere afstand, met een (gemiddelde) snelheid van (ongeveer) 217 kilometer per uur, althans een zeer hoge snelheid van meer dan 200 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of
  • met die snelheid meerdere auto’s heeft ingehaald en/of is voorbijgereden en/of
  • op die rijksweg op verschillende momenten naar de linker vluchtstrook is uitgeweken en/of is gegaan en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het naderen van de voor hem verdachte rijdende voertuig(en) bestuurd door [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of
  • rijdende over de meest linker rijstrook en/of over de linker vluchtstrook de snelheid van zijn voertuig niet heeft geminderd bij het inhalen en/of voorbijrijden van andere weggebruikers en/of de/het door [getuige 2] en/of [getuige 1] bestuurde voertuig(en) en/of
  • met een snelheid van (ongeveer) 237 kilometer per uur, althans veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden bij een vermindering van het aantal rijstroken (van 5 naar 3) en/of
  • terwijl hij, met onverminderde snelheid, in elk geval zonder (voldoende) te remmen, invoegde, althans zijn voertuig bewoog, vanaf de linker vluchtstrook en/of het verdrijvingsvlak, naar de meest linker rijbaan waar hij (tegen) een ander voertuig (personenauto) (waarin die [slachtoffer 7] zich bevond) is/heeft (aan)gereden en/of gebotst en/of geramd,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig, (Volkswagen Golf), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van (een)
stof(fen), te weten amfetamine (0,044 mg/l) en/of THC (0,0094 mg/l) en/of 11-OH-THC (0,0042 mg/l), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
5.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorvoertuig (een personenauto van het merk Volkswagen) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rijksweg A2 (voor de afrit Breukelen, Hm.p. 48.7R), geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met
een snelheid van ongeveer 219 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;
(16/659573-16).

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2016001544 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 31 december 2015, pag. 6.
3.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 31 december 2015, pag. 8 en 9.
4.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 397.
5.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 31 december 2015, pag. 6.
6.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 31 december 2015, pag. 9-11.
7.Rapport van het NFI met betrekking tot pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgemaakt door M. Buiskool, d.d. 12 april 2016, pag. 341.
8.Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 6] naar aanleiding van onderzoek op 30 december 2015, d.d. 14 januari 2016, pag. 314.
9.Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 5] naar aanleiding van onderzoek op 30 december 2015, d.d. 14 januari 2016, pag. 323.
10.Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2] naar aanleiding van onderzoek op 30 december 2015, d.d. 14 januari 2016, pag. 324.
11.Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 4] naar aanleiding van onderzoek op 30 december 2015, d.d. 5 januari 2016, pag. 322.
12.Geneeskundige verklaring van [slachtoffer 3] naar aanleiding van onderzoek op 30 december 2015, pag. 325.
13.Schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 6] , zoals door hem voorgelezen ter terechtzitting van 29 augustus 2016.
14.Schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 5] , zoals door haar voorgelezen ter terechtzitting van 29 augustus 2016.
15.Schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] , zoals door haar voorgelezen ter terechtzitting van 29 augustus 2016.
16.Verslag van de Blauwe Zeeridders betreft [slachtoffer 4] , d.d. 18 augustus 2016.
17.Verslag van de Blauwe Zeeridders betreft [slachtoffer 3] , d.d. 18 augustus 2016.
18.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het PD-onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 400.
19.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot de snelheid naar aanleiding van het trajectmeetsysteem, opgemaakt door [verbalisant 4] / [verbalisant 5] , d.d. 22 mei 2016, pag. 491.
20.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot de snelheid naar aanleiding van het trajectmeetsysteem, opgemaakt door [verbalisant 4] / [verbalisant 5] , d.d. 22 mei 2016, pag. 492.
21.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot de snelheid naar aanleiding van het trajectmeetsysteem, opgemaakt door [verbalisant 4] / [verbalisant 5] , d.d. 22 mei 2016, pag. 493.
22.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot onderzoek naar de snelheid naar aanleiding van data van RWS, opgemaakt door [verbalisant 5] , d.d. 20 mei 2016, pag. 528.
23.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 392.
24.Proces-verbaal van overtreding van [verbalisant 6] , buitengewoon opsporingsambtenaar domein generieke opsporing d.d. 22 februari 2016, onderdeel van het dossier met parketnummer 16/659573-16, welk parketnummer is gevoegd bij 16/661931-15.
25.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 30 december 2015, pag. 40.
26.Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris in de P.I. Haaglanden, Justitieel Centrum voor somatische zorg, d.d. 2 januari 2016, pag. 2 van het proces-verbaal van de rechter-commissaris.
27.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 272.
28.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 391.
29.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 392.
30.Getekend overzicht van de plaats van het incident, pag. 425.
31.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het PD-onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 400.
32.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het PD-onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , d.d. 25 mei 2016, pag. 401.
33.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het voertuigonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 8] en [verbalisant 5] , d.d. 22 mei 2016, pag. 431.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 31 december 2015, pag. 52.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 7 januari 2016, pag. 106.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 7 januari 2016, pag. 107.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , d.d. 19 januari 2016, pag. 203.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , d.d. 19 januari 2016, pag. 204.
39.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het voertuigonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 8] en [verbalisant 5] , d.d. 22 mei 2016, pag. 431.
40.Proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse met betrekking tot het voertuigonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 8] en [verbalisant 5] , d.d. 22 mei 2016, pag. 444 en 446.
41.Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris in de P.I. Haaglanden, Justitieel Centrum voor somatische zorg, d.d. 2 januari 2016, pag. 3 van het proces-verbaal van de rechter-commissaris.
42.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 292.
43.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 293.
44.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 294.
45.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 304.
46.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 298.
47.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 304.
48.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 294.
49.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 286.
50.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 295.
51.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 296.
52.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 298.
53.Aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed door het NFI, pag. 191.
54.Rapport van het NFI met betrekking tot toxicologisch onderzoek naar aanleiding van vermoedelijke overtreding artikel 8 WVW, opgemaakt door dr. K.J. Lusthof, d.d. 26 januari 2016, pag. 198.
55.Rapport van het NFI met betrekking tot toxicologisch onderzoek naar aanleiding van vermoedelijke overtreding artikel 8 WVW, opgemaakt door dr. K.J. Lusthof, d.d. 26 januari 2016, pag. 200.
56.Triple rapportage van drs. H.A. Gerritsen, psychiater, en dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog, d.d. 6 juni 2016, pag. 50 en 51 van het rapport.
57.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 258.
58.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 270.
59.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 271.
60.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 mei 2016, inhoudende de woordelijke uitwerking van het AVR verhoor van de verdachte zoals afgenomen op 8 februari 2016, pag. 279.
61.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 augustus 2016.
62.Hoge Raad 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775
63.Hoge Raad 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139 (Porsche arrest)
64.Hoge Raad 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049
65.Hoge Raad 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049.
66.Hoge Raad 1 juni 2004, NJ 2004, 252.
67.Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960.
68.Onder meer Hoge Raad 22 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU2016.
69.Triple rapportage opgemaakt door drs. H.A. Gerritsen psychiater, dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog, W. van Kreef, forensisch milieuonderzoeker, d.d. 6 juni 2016.
70.Hoge Raad 12 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3797
71.Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken, laatstelijk bijgewerkt in oktober 2014.