Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam eiser 1],
[naam eiser 2],
[naam eiser 3],
[naam eiser 4],
- het tussenvonnis van 20 april 2022 en de daarin vermelde stukken,
- de akte uitlaten producties 140-144 van NN.
1..Algemene onderwerpen
universal lifebasis die
universal lifebasis kwalificeert als een levensverzekeringsovereenkomst (4.25 – 4.30 tussenvonnis I). Gelet op die aard van de overeenkomst, was NN verplicht de (potentiële) verzekeringnemer voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst te informeren overeenkomstig de uit de Derde levensrichtlijn voortvloeiende regelgeving (zie 4.31 tussenvonnis I). De rechtbank heeft geoordeeld dat NN ten aanzien van de verzekeringen vanaf 1994 aan die informatieverplichtingen heeft voldaan (zie 4.49 – 4.64 tussenvonnis I). Ten aanzien van de verzekeringen gesloten in de periode 1990 – 1994 kon dat nog niet worden vastgesteld. De rechtbank heeft NN daarom in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over haar handelen in die periode (zie 4.52 tussenvonnis I).
alleomstandigheden van het geval, in hun onderlinge samenhang bezien, van belang zijn (zie hiervoor ook 1.5). Gelet op de aard van de overeenkomst (zie 4.25 tot en met 4.30 tussenvonnis I) heeft de rechtbank de sectorspecifieke informatieverplichtingen en de vraag of NN aan die verplichtingen had voldaan, meegewogen als een van die omstandigheden. Wat partijen redelijkerwijs over en weer van elkaar mochten verwachten, wordt immers mede ingekleurd door de op NN rustende informatieverplichtingen. Anders dan de Stichting blijft volhouden, is dus niet enkel de tekst van de overeenkomst, vervat in de polis en de polisvoorwaarden, het uitgangspunt. Er kan er ook sprake zijn van wilsovereenstemming over niet expliciet in de overeenkomst vermelde kosten.
governancebinnen de Stichting nog steeds niet op orde is (vgl. 4.9 en 4.10 tussenvonnis I), hetgeen zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid, aldus NN.
governancestructuur nog steeds niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld (zie 4.9 tussenvonnis I). Dat betekent echter niet dat de belangen van de verzekeringnemers in het kader van deze procedure onvoldoende gewaarborgd zijn. De belangen van de verzekeringnemers lopen parallel aan de belangen van de personen achter de Stichting. In dit stadium is de Stichting nog steeds ontvankelijk in haar vorderingen op basis van artikel 3:305a (oud) BW.
governancebinnen de Stichting niet van belang. Het stond [naam 1] en [naam 2 en 3] vrij om een vertegenwoordiger aan te wijzen – in dit geval de Stichting – en te machtigen om namens haar op te treden. Datzelfde geldt, voor zover in dit verband van belang, ten aanzien van de BV, die door [naam 4] en [naam 5] is gemachtigd om op eigen naam namens hen op te treden.
2..De collectieve actie
Informatieverplichtingen 1990 – 1994
universal lifebasis als een levensverzekeringsovereenkomst (zie 1.18). Dit type levensverzekering is een beleggingsverzekering, waarbij NN de bruto premie aanwendde voor de aankoop van participaties (zie 2.2 en 2.3 tussenvonnis I). De participaties die overbleven na onttrekking van de kosten en inhoudingen voor het overlijdensrisico werden door NN aangehouden met het doel om aan haar uitkeringsverplichtingen jegens de verzekeringnemer te kunnen voldoen. Het beleggingsrisico kwam daarbij te liggen bij de verzekeringnemer (zie 4.27 tussenvonnis I). De tekst van het prospectus “Individuele levensverzekeringen” bevat, in tegenstelling tot het onder 2.8 van tussenvonnis I vermelde Prospectus, dat vanaf 1 juli 1994 werd verstrekt (zie 4.69 tussenvonnis I), geen enkele verwijzing naar deze specifieke kenmerken van de
universal lifeverzekeringen. Integendeel, het prospectus “Individuele levensverzekeringen” vermeldt onder het kopje ‘premies en uitkeringen’
universal lifeverzekeringen, zodat dit prospectus niet relevant kan zijn voor deze verzekeringen. Dit prospectus kan daarmee niet worden geacht tot de contractsdocumentatie van de NN-beleggingsverzekeringen te behoren en kan ook niet als relevante omstandigheid bij de uitleg van de overeenkomsten worden betrokken.
alleomstandigheden van het geval van belang (zie 1.5 en 1.15), waaronder de door NN verstrekte informatie op grond van de uit de Derde levensrichtlijn voortvloeiende regelgeving. Wilsovereenstemming veronderstelt immers dat de verzekeringnemer beschikt over voldoende informatie (zie 4.31 tussenvonnis I) en de overeenkomst die uiteindelijk tot stand is gekomen, wordt mede ingekleurd door de inhoud van de verschafte informatie (vgl. 4.66 tussenvonnis I).
universal lifebeleggingsverzekeringen rekent over de eerste kosten, stelt de Stichting dat deze voorfinancieringsconstructie neerkomt op beleggen met geleend geld. Vanwege de bijzondere risico’s die gelden bij ‘beleggen met geleend geld’-constructies is, conform de bestendige rechtspraak op dat punt, een uit redelijkheid en billijkheid voortvloeiende, bijzondere, privaatrechtelijke zorgplicht van toepassing, ook indien de lening (voorfinanciering) niet door een bank is verstrekt maar door een andere professionele dienstverlener, zoals een levensverzekeraar. Indien NN het in rekening brengen van eerste kosten met gebruikmaking van een voorfinancieringsconstructie had willen overeenkomen, had zij (ook) in het kader van die op haar rustende bijzondere zorgplicht behoren te wijzen op de risico’s die verbonden zijn aan ‘beleggen met geleend geld’.
universal lifebasis, waarbij de verzekeringnemer een bruto premie betaalde, waarin alle kosten en inhoudingen (voor het overlijdensrisico) waren begrepen en die bruto premie werd omgezet in participaties, waarna de kosten en inhoudingen werden onttrokken aan die participaties. Het bij aanvang ineens factureren van de eerste kosten staat haaks op deze aard van de overeenkomst. NN hoefde dus met een dergelijke manier van in rekening brengen van de eerste kosten redelijkerwijs geen rekening te houden en de verzekeringnemers hadden ook geen reden om die te verwachten.
3..De individuele verzekeringnemers
bedrijfs plus pensioenLijfrente
“De eindwaarde berekend met een voorbeeldpercentage van 8% bedraagt f 205.010,00”.
4..Overige primaire vorderingen
Onafhankelijk deskundige
5..Fondsbeheerkosten en polisbeheerkosten
6..Provisionele vorderingen
7..Conclusie
8..Proceskosten
In de hoofdzaak
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
9..De beslissing
12 oktober 2022voor het nemen van een akte door NN zoals bedoeld onder 7.4, waarna de Stichting en de BV op de rol van twaalf weken daarna een antwoord akte mogen nemen,