1.2.Het hoofdgebouw bestaat uit de volgende deelobjecten:
Gebouw
Bouwjaar
Oppervlakte
Archetype
Oorspronkelijk hoofdgebouw
1972
320 m²
U793000N
Eerste uitbouw
1984
621 m²
U793000N
Tweede uitbouw
1995
90 m²
U793000N
Derde uitbouw
2013
312 m²
U795000L
Bijgebouw
1984
132 m²
B5101200
2. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum
1 januari 2019. Eiseres stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld, volgens haar bedraagt de waarde € 2.785.000,-. Verweerder is van mening dat de waarde van € 4.485.000,- niet te hoog is.
3. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom ervan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WOZ blijkt dat de WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding.
Op grond van artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ wordt in afwijking in zoverre van het tweede lid de waarde van een onroerende zaak, voor zover die niet tot woning dient, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het tweede lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met de aard en de bestemming van de zaak en de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. Naar de bedoeling van de wetgever is de gecorrigeerde vervangingswaarde van een onroerende zaak de waarde die de zaak in economische zin voor haar eigenaar heeft
4. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld (zie Hoge Raad van 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300 (Oostflakkee)). Ter voldoening aan deze bewijslast heeft verweerder een taxatierapport van 5 april 2022 overgelegd dat – na een inpandige opname – is opgemaakt door
[naam 3]. In dit taxatierapport is de waarde van de onroerende zaak als volgt opgebouwd:
“Grondwaarde primair € 1.640.000,-
Grondwaarde secundair € 910.800,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde gebouw 1972 € 146.432,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde gebouw 1984 € 403.803,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde gebouw 1995 € 75.765,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde gebouw 2013 € 508.060,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde bijgebouw 1984 € 74.719,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde 2 poorten € 1.702,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde hekwerk € 16.262,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde verharding asfalt € 15.460,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde verharding klinkers € 38.925,-
Gecorrigeerde vervangingswaarde verharding divers
€ 45.274,-Totaal € 3.877.202,-
BTW 21%, exclusief grondwaarde secundair
€ 622.944,-
WOZ-waarde € 4.500.146,-”
5. Partijen zijn het eens dat de waarde van de onroerende zaak dient te worden bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde en dat daarbij de kengetallen in de Taxatiewijzer Crematoria als uitgangspunt moet worden genomen. De rechtbank sluit zich aan bij deze, naar haar oordeel rechtens juiste, opvatting van partijen.
Ter zitting heeft eiseres verklaard dat uitsluitend de grondwaarde, de levensduur en de restwaarde in geschil zijn.
Grondwaarde: Verdeling van de grond