ECLI:NL:RBROT:2022:1832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
ROT 20/5716
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling wegens onbekende waarde vruchtgebruik onroerend goed in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) had ingediend, en de Sociale verzekeringsbank (Svb) als verweerder. Eiseres had eerder AIO-aanvulling ontvangen, maar deze was in 2013 ingetrokken vanwege het bezit van onroerend goed in Suriname. Eiseres diende op 9 maart 2020 opnieuw een aanvraag in, maar deze werd afgewezen omdat de Svb niet in staat was om de omvang van haar inkomen en vermogen vast te stellen. Eiseres had niet de gevraagde bewijsstukken overgelegd, waaronder een taxatierapport van het onroerend goed.

Tijdens de zitting op 9 maart 2021 werd eiseres de gelegenheid geboden om de ontbrekende informatie te verstrekken, maar ook na het indienen van aanvullende stukken bleef de waarde van het vruchtgebruik onduidelijk. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende gegevens had verstrekt om haar recht op AIO-aanvulling vast te stellen. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat de Svb bevoegd is om onderzoek te doen naar de verstrekte gegevens. Eiseres voerde aan dat de Svb onterecht om aanvullende informatie vroeg en dat haar rechten op een eerlijke rechtsgang waren geschonden, maar de rechtbank verwierp deze argumenten.

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op de AIO-aanvulling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Rop, in aanwezigheid van griffier mr. H. Sabanovic, en is openbaar gemaakt op 15 maart 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. R. Küçükünal,
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder,

gemachtigde: mr. G.E. Eind.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021. Namens eiseres is haar dochter [naam 1] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is na de zitting geschorst om eiseres de gelegenheid te geven om een taxatierapport te overleggen, waaruit de waarde in het vrije economische verkeer blijkt van het levenslange recht van vruchtgebruik dat zij heeft, en heeft verweerder de mogelijkheid gegeven om daarop te reageren.
Eiseres heeft op 25 mei 2021 de gevraagde taxatierapporten overgelegd en heeft op 26 mei 2021 een aanvullend beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft gereageerd bij aanvullend verweerschrift van 8 juni 2021.
Op verzoek van eiseres heeft een nadere zitting plaatsgevonden op 3 februari 2022, waar dezelfde personen zijn verschenen als bij de zitting op 9 maart 2021. Het onderzoek is nadien gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiseres ontving tot juli 2013 samen met haar (in 2017 overleden) echtgenoot een AIO-aanvulling. Bij besluit van 31 juli 2013 heeft verweerder, voor zover thans van belang, de AIO-aanvulling op grond van het hebben van vermogen (onroerend goed in Suriname met een op 10 juli 2013 getaxeerde waarde van € 212.960,-) ingetrokken. Bij besluit van 1 april 2014 heeft verweerder het bezwaar daartegen ongegrond verklaard. In een uitspraak van een meervoudige kamer van deze rechtbank van 3 februari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:636, heeft de rechtbank het beroep daartegen ongegrond verklaard. In die uitspraak heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.2 overwogen dat eisers er niet in zijn geslaagd met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken dat zij niet redelijkerwijs over het op hun naam staande onroerend goed in Suriname kunnen beschikken en dat zij op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt dat het perceel is overgedragen aan een Stichting. Bij uitspraak van 18 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4000, heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.2.
Op 9 maart 2020 heeft eiseres opnieuw een AIO-aanvulling aangevraagd. Verweerder heeft eiseres bij brieven van 17 maart 2020 en 15 april 2020 verzocht om ontbrekende bewijsstukken. Na een reactie van eiseres heeft verweerder bij brief van 19 mei 2020 verzocht om een recent taxatierapport van de woning en alle bijbehorende gebouwen en perceel in Suriname in verband met het levenslange recht op vruchtgebruik dat daarop is gevestigd, alsmede een verklaring van de bank omtrent een in het verleden in Suriname afgesloten bankrekening met de laatste bij- en afschrijving en saldo van de rekening en, indien de rekening is opgeheven, een verklaring van de bank wanneer dat is gebeurd. In een brief van 19 mei 2020 heeft verweerder eiseres erop gewezen dat verweerder zonder bewijsstukken het recht op een AIO-aanvulling niet kan beoordelen en dat als zij de bewijsstukken niet tijdig, te weten voor 8 juni 2020 kan aanleveren, zij dit kan laten weten. Omdat eiseres de gevraagde informatie niet heeft aangeleverd, heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
1.3.
Eiseres heeft op 15 september 2020 een taxatierapport van 7 september 2020 overgelegd, waarin staat dat de huurprijs van een kamer in het pand aan de [adres 1] wordt gewaardeerd op SRD 800,- per maand.
2. Het bestreden besluit houdt in dat verweerder de omvang van het inkomen en het vermogen van eiseres niet kan vaststellen. De ingeleverde stukken, waaronder het in bezwaar overgelegde taxatierapport van 7 september 2020, geven onvoldoende informatie over de omvang van het inkomen en het vermogen van eiseres. Er zijn namelijk akten aanwezig waaruit blijkt dat eiseres beschikt over meerdere beperkte zakelijke vermogensrechten die rusten op andere onroerende goederen dan de kamer in het pand aan de [adres 1]. Het recht op een AIO-aanvulling kan daarom niet worden vastgesteld.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij alle gevraagde stukken bij verweerder heeft ingediend. De woning waaraan verweerder refereert is in 2012 aan de Stichting [naam stichting] gedoneerd en zij kan niet meer over dit vermogen beschikken. De vraag naar een taxatierapport is een oneigenlijke vraag en heeft verder geen doel dan het frustreren van de AIO-aanvraag. Er is reeds verklaard dat er geen Surinaams bankrekeningnummer is. Vanwege haar diverse medische klachten kan zij haar eigen zaken niet meer regelen en valt zij in de groep mensen met een verhoogd risico op corona. Hierdoor is zij niet in staat om naar Suriname af te reizen om de benodigde documenten aan verweerder te kunnen leveren. Tot slot voert eiseres aan dat de beginselen van fair trial worden overtreden.
Bij aanvullend beroepschrift van 26 mei 2021 stelt eiseres dat zij meer dan tien jaar lang geen huur heeft ontvangen van het object aan de [adres 1]. De huuropbrengsten van het eerste en achterste pand aan de [adres 2] wordt geïnd door haar broer. Op één huurder na betalen de overige huurders geen huur.
Ten aanzien van de woning aan de [adres 3] geeft eiseres aan wat wel en niet is verhuurd. De huuropbrengsten zijn niet toereikend om de kosten te kunnen betalen.
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat de taxateur geen aannames doet over de waarde van het vruchtgebruik.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Op grond van artikel 47a, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) heeft de Svb tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling aan alleenstaanden en gehuwden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
Ingevolge artikel 47b, wordt voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, van de Pw in de artikelen 53a, eerste tot en met zesde lid, 54 voor “het college” telkens gelezen: de Svb.
Op grond van artikel 53a, eerste lid, van de Pw bepaalt de Svb welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Op grond van het zesde lid is de Svb bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan de Svb besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf rust. De aanvrager dient daarmee de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandsverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien daardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 15 maart 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1054) en van 20 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:812).
5.2.
Uit drie door verweerder overgelegde hypothecaire uittreksels uit het Surinaamse kadaster (GLIS) blijkt dat eiseres het levenslange recht van vruchtgebruik heeft op:
- het erfpachtsrecht op het erf, met al hetgeen daarop staat, groot 1000 m², gelegen in het distr. Suriname, thans Paramaribo, deel uitmakende van de grond De Twee Kinderen, bekend als [nummer 1], nader aangeduid op de kaart van de landmeter [naam 2] d.d. 25 maart 1965 (hypothecair uittreksel GLIS 22 maart 2017);
- het erfpachtsrecht op het erf, groot zeshonderdzevenenzestig, twee/honderdste vierkante meters, gelegen aan de [straatnaam] bekend als Nieuwe Wijk Letter F nummer [nummer 2] (hypothecair uittreksel GLIS 22 maart 2017);
- het erf, met de daarop staande gebouwen, gelegen te Paramaribo, aan de [straatnaam], bekend onder Nieuwe Wijk Letter F nummer [nummer 3], zijnde van voormeld perceelland een nieuwe kaart vervaardigd door de landmeter in Suriname [naam 3]., de dato negentien april tweeduizend en veertien, en een oppervlakte bevonden van zeshonderdacht, vijfenzeventig/honderdste vierkante meters (608,75 m2), aangeduid met de letters A BC D en het nummer [nummer 3] (hypothecair uittreksel GLIS 10 februari 2015).
5.3.
Dit levenslange recht op vruchtgebruik heeft een vermogenswaarde. Verweerder heeft daarom terecht gevraagd aan eiseres om inzichtelijk te maken hoe hoog die vermogenswaarde is. Eiseres heeft dat niet gedaan voordat verweerder op haar aanvraag besliste en evenmin in bezwaar. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om na de zitting op 9 maart 2021 alsnog inzicht te bieden in de vermogenswaarde van haar recht op vruchtgebruik. Op 25 mei 2021 heeft eiseres taxatierapporten van de objecten aan de [adres 1], [adres 2] en [adres 3] overgelegd. Daarin is vermeld wat de vrijwillige verkoopwaarde en de executiewaarde van de betreffende percelen is. Uit de taxatierapporten is echter niet af te leiden wat de waarde is van het recht op vruchtgebruik dat eiseres hierop heeft. De enkele stelling ter zitting dat het vruchtgebruik nauwelijks waarde heeft omdat enkele panden niet worden verhuurd en omdat bepaalde huuropbrengsten niet worden geïnd, biedt niet het vereiste inzicht. Daarbij is bovendien van belang dat niet doorslaggevend is welke inkomsten eiseres feitelijk uit haar recht op vruchtgebruik krijgt. Bepalend is de waarde van het vermogen waarover eiseres redelijkerwijs kan beschikken. Op grond van haar recht op vruchtgebruik kan zij onverhuurde panden alsnog verhuren en de betaling van huuropbrengsten die haar toekomen alsnog afdwingen. De stelling ter zitting dat de taxateur geen aannames wilde doen over de waarde van het vruchtgebruik, is niet onderbouwd. Uit de taxatierapporten blijkt in het geheel niet dat aan de taxateur is gevraagd de waarde van het vruchtgebruik te taxeren en dat de taxateur daarover een standpunt zou hebben ingenomen. Ter indicatie heeft de rechtbank aan eiseres ter zitting een berekening voorgehouden van de waarde van het vruchtgebruik zoals bepaald aan de hand van het daarvoor door de Belastingdienst gebruikte rekenmodel [1] ; de uitkomst daarvan overschrijdt de voor eiseres geldende vermogensgrens in ruime mate. Omdat verweerder door het ontbreken van de waarde van het vruchtgebruik onvoldoende gegevens heeft om de omvang van het vermogen van eiseres te kunnen vaststellen (en daarmee het recht op een AIO-aanvulling), heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen.
5.4.
Het beroep dat eiseres ter zitting heeft gedaan op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Nu eiseres onvoldoende gegevens heeft verstrekt om vast te kunnen stellen of zij recht heeft op een AIO-aanvulling, is het niet onevenredig dat verweerder haar aanvraag heeft afgewezen. Verder betekent het evenredigheidsbeginsel als zodanig niet dat de bewijslast bij een aanvraag om een AIO-aanvulling verschuift van eiseres naar verweerder. Het beroep dat eiseres heeft gedaan op het beginsel van fair trial slaagt niet nu zij niet heeft toegelicht waarom de procedure bij de rechtbank niet eerlijk zou zijn verlopen. Overigens heeft eiseres zowel voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit, als in bezwaar en beroep alle gelegenheid gekregen om alsnog het vereiste inzicht te bieden in haar vermogenspositie, zodat ook in dat licht niet valt in te zien dat eiseres geen eerlijke kans zou hebben gehad om zich tegen het bestreden besluit te verzetten.
6. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 15 maart 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/erfbelasting/content/berekening-waarde-vruchtgebruik-blote-eigendom-periodieke-uitkeringen