In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een pluimveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De pluimveehouder was een boete van € 7.500,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximale bezettingsdichtheid in zijn stallen, zoals vastgesteld door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA had de bezettingsdichtheid berekend op basis van gegevens die de pluimveehouder wettelijk verplicht was aan te leveren. De pluimveehouder betwistte de juistheid van deze gegevens en voerde aan dat hij een scheidingsmethode toepaste die de gewichten van de kuikens beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat het aan de pluimveehouder was om bewijs te leveren voor zijn stellingen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank vroeg de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) om advies, waaruit bleek dat de berekeningsmethode van de NVWA in het algemeen voldoet. De rechtbank verklaarde het beroep van de pluimveehouder gedeeltelijk gegrond, vernietigde het bestreden besluit II voor wat betreft één beboetbaar feit en verlaagde de boete tot € 3.900,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de overige beboetbare feiten terecht waren vastgesteld en dat de boete niet onredelijk was, gezien de herhaalde overtredingen.