Uitspraak
[Naam], te [Plaats], verzoeker,
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een verzoeker, die eerder in een procedure was afgewezen voor bijzondere bijstand. De verzoeker had in een eerdere uitspraak van 8 juni 2022 zijn beroep tegen de afwijzing van het Drechtstedenbestuur niet-ontvankelijk verklaard gekregen wegens termijnoverschrijding. De verzoeker stelde dat het bestreden besluit niet aan zijn correspondentieadres was aangeboden, een argument dat hij ook in andere procedures had ingebracht, maar dat telkens ten nadele van hem was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het opnieuw naar voren brengen van deze stelling in de herzieningsprocedure misbruik van recht was. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere uitspraken waarin deze stelling was behandeld en concludeerde dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk was. Tevens werd het verzoek om ontheffing van griffierecht afgewezen, omdat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.