ECLI:NL:RBROT:2022:10012

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
ROT 22/4179
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek van voorzieningenrechter inzake afwijzing bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een verzoeker, die eerder in een procedure was afgewezen voor bijzondere bijstand. De verzoeker had in een eerdere uitspraak van 8 juni 2022 zijn beroep tegen de afwijzing van het Drechtstedenbestuur niet-ontvankelijk verklaard gekregen wegens termijnoverschrijding. De verzoeker stelde dat het bestreden besluit niet aan zijn correspondentieadres was aangeboden, een argument dat hij ook in andere procedures had ingebracht, maar dat telkens ten nadele van hem was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het opnieuw naar voren brengen van deze stelling in de herzieningsprocedure misbruik van recht was. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere uitspraken waarin deze stelling was behandeld en concludeerde dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk was. Tevens werd het verzoek om ontheffing van griffierecht afgewezen, omdat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4179
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2022 als bedoeld in artikel 8:86 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van

[Naam], te [Plaats], verzoeker,

tot herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2022 (ROT 22/1660 en ROT 22/1675)
.

Inleiding

1. Bij uitspraak van 8 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter het beroep van verzoeker tegen de door het Drechtstedenbestuur in bezwaar gehandhaafde afwijzing van bijzondere bijstand op grond van Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
2. Op 9 juni 2022 is een hersteluitspraak gedaan wegens het ontbreken van een hogerberoepsclausule in de hoofdzaak.
3. Verzoeker heeft op 29 augustus 2022 de voorzieningenrechter verzocht de uitspraak van 8 juni 2022 te herzien.

Beoordeling

4. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. Voor de motivering wijst de voorzieningenrechter op eerdere rechtspraak waarbij verzoeker partij was (ECLI:NL:CRVB:2022:105 en ECLI:NL:RBROT:2020:9821).
5. Van een uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening voor zover daarin niet zelf in de hoofdzaak wordt voorzien, kan niet om herziening worden gezocht (zie ECLI:NL:RBROT:2016:460). Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek om herziening aanmerken als te zijn gericht tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter voor zover daarin is beslist op de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb.
6. Verzoeker heeft met een beroep op betalingsonmacht verzocht om ontheffing van de verplichting tot betaling van griffierecht. Verzoeker wordt wegens misbruik van recht geen ontheffing van griffierecht verleend, zodat hij in verzuim is het in deze zaak verschuldigde griffierecht te voldoen.
7. De voorzieningenrechter overweegt daartoe in de eerste plaats dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Hieruit volgt dat de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak uitsluitend kan herzien op grond van feiten of omstandigheden die: (a) hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, (b) bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en (c) waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
8. Verzoeker heeft zijn verzoek uitsluitend gestoeld op de stelling dat de voorzieningenrechter in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht niet heeft onderkend dat het bestreden besluit niet aan zijn correspondentieadres is aangeboden. Verzoeker heeft deze stelling niet alleen naar voren gebracht in deze procedure en de procedure leidend tot de uitspraak waarvan nu herziening wordt verzocht, maar ook in andere procedures. Op deze stelling is in die procedures telkenmale beslist ten nadele van verzoeker. Door deze stelling in deze herzieningsprocedure desondanks opnieuw naar voren te brengen maakt verzoeker misbruik van recht. Ter motivering wijst de voorzieningenrechter op onder meer de uitspraken in de procedures van verzoeker met de kenmerken ECLI:NL:RVS:2018:3558 en ECLI:NL:RBROT:2022:3459.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 22 november 2022.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.