ECLI:NL:RBROT:2022:3459
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Misbruik van recht bij verzet tegen niet tijdig beslissen op aanvraag TONK-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een veelprocedeerder tegen een eerdere uitspraak van 10 januari 2022. De opposant had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het Drechtstedenbestuur op zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de regeling Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK). De rechtbank had het beroep in januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het verzoek om een dwangsom afgewezen. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat hij het besluit van 22 september 2021 pas via de rechtbank had ontvangen en dat verweerder geen bewijs van verzending had overgelegd.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure de vraag beantwoord of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder de opposant op zitting te horen. De rechtbank oordeelde dat de opposant geen belang meer had bij zijn beroep wegens niet tijdig beslissen, omdat verweerder inmiddels een reëel besluit had genomen. De opposant had wel procesbelang bij de beoordeling van zijn verzoek om betaling van een dwangsom, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder geen dwangsom verschuldigd was, omdat hij binnen twee weken na de ingebrekestelling had beslist.
De rechtbank concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de opposant misbruik maakte van recht. De opposant had in meerdere procedures aangevoerd dat hij besluiten nooit had ontvangen, wat de rechtbank als stelselmatig ontkennen van ontvangst beschouwde met het doel om dwangsommen en proceskosten te verkrijgen. De rechtbank handhaafde de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.