Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
de korpschef van politie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
1 april 2010 eervol ontslag verleend en hem een uitkering als bedoeld in de Regeling ontslaguitkering vliegers Landelijke eenheid (Regeling ontslaguitkering vliegers) toegekend.
10 mei 2007 van de Directeur-Generaal Veiligheid afleiden. Volgens eiser blijkt uit de oude regeling en de toelichting daarbij niet dat de uitkering een maximale duur van 10 jaar had, maar blijkt daaruit dat de einddatum van de uitkering aan de aanvangsdatum van het ouderdomspensioen is gekoppeld. Dit is ook altijd de geest van de regeling geweest. Deze regeling moet ook niet zuiver taalkundig worden uitgelegd, maar overeenkomstig de zin die de partijen over een weer daaraan mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
“Het specifieke deel van het afup-pensioen is een aanvulling op het algemeen deel. Het algemene deel en het specifieke deel tezamen voorzien … in een uitkering van 80% ingaande op 60 jarige leeftijd tot ingangsdatum ouderdomspensioen”. Echter hieruit blijkt niet dat duur van de uitkering kan worden verlengd. De bepaling heeft alleen tot doel om het bedrag van de uitkering tot 80% aan te vullen. Zonder die aanvulling zou de uitkering alleen uit het algemene deel van 70% bestaan, zoals blijkt uit artikel A.3, tweede lid, van het reglement. Ook in de toelichting van deze bepaling staat dat het gaat om een uitkering voor de periode tot 65 jaar. Verder is in de AFUP-opbouwreglement geen ander aanknopingspunt te vinden waaruit blijkt dat eisers betoog juist is. Ook op basis van de AFUP-opbouwreglement gold dus een maximale uitkeringsduur van tien jaar.
10 mei 2007 van de Directeur-Generaal Veiligheid dat eiser is toegezegd of dat er andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit eiser redelijkerwijs mocht afleiden dat de hij na de concrete datum van 65 jaar aanspraak op de uitkering als bedoeld in de Regeling (oud) zou blijven maken. In deze brieven wordt wel gesproken over het behouden van het oorspronkelijke perspectief of aanspraken(niveau) maar niet dat daarmee is bedoeld dat na de concrete datum van 65 jaar aanspraak op een uitkering zou bestaan of dat de regelgever dat zou hebben beoogd. Het oorspronkelijke perspectief en het ongewijzigde aansprakenniveau is juist, zoals de rechtbank al heeft vastgesteld, een uitkering tot de leeftijd van 65 jaar.
Beslissing
mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 augustus 2021.