In deze zaak heeft eiser, geboren in 1952 en werkzaam geweest bij de politie, verzocht om zijn ontslaguitkering aan te passen aan zijn AOW-leeftijd van 66 jaar. Eiser ontving zijn ontslaguitkering op basis van de Regeling ontslaguitkering vliegers Landelijke eenheid, die in 2010 aan hem was toegekend. Eiser stelde dat zijn uitkering ten onrechte eindigde op 1 december 2017, terwijl hij pas op 1 december 2018 recht had op AOW. De verweerder, de korpschef van politie, had het verzoek van eiser afgewezen, omdat hij dit als een herzieningsverzoek beschouwde en stelde dat er geen nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat verweerder het verzoek ten onrechte als een herzieningsverzoek had aangemerkt en dat eiser in feite een nieuw verzoek had ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van leeftijdsdiscriminatie, omdat de Regeling voorziet in compensatie voor situaties zoals die van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar constateerde een motiveringsgebrek in de afwijzing van het verzoek. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.