1.2.Vóór 1 juli 2016 kon de ambtenaar die werkzaam was in deze functie op 55-jarige leeftijd met functioneel leeftijdsontslag (hierna: FLO), op grond van artikel 88a, eerste lid, (oud) van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: het Barp).
De pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in de Algemene Ouderdomswet (AOW) (hierna: de AOW-leeftijd) van 65 jaar wordt vanaf 2013 in stappen verhoogd tot 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, Stb. 2012, 328, en de Wet van 4 juni 2015, Stb. 2015, 218).
In verband met de verhoging van de AOW-leeftijd en door wijziging van artikel 88a, eerste lid, van het Barp (nieuw), kan de ambtenaar werkzaam als helikoptervlieger, zoals eiser, met ingang van 1 juli 2016 niet langer op 55-jarige leeftijd met FLO. Dit kan maximaal tien jaar voor het moment dat hij de AOW-leeftijd bereikt.
2. In het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken van 2 juni 2016 is overeenstemming bereikt over maatwerkafspraken voor 11 vliegers van de Landelijke eenheid. Op 30 juni 2016 heeft verweerder deze maatwerkafspraken vastgesteld.
Bij het primaire besluit is aan eiser een afschrift van de voor hem geldende maatwerkafspraken verstrekt.
Maatwerkafspraak 1 geldt voor alle 11 vliegers en maakt het voor de vlieger mogelijk om vanaf 55-jarige leeftijd om ontslag te verzoeken en vervolgens maximaal tien jaar een ontslaguitkering te ontvangen, waarbij het AOW-gat dat na afloop van de ontslaguitkering ontstaat, niet door de werkgever wordt gecompenseerd. Met een vlieger die ervoor kiest eerder dan de voor hem geldende instroomleeftijd gebruik te maken van de ontslaguitkering sluit de werkgever een vaststellingsovereenkomst waarin wordt opgenomen dat de duur van de ontslaguitkering maximaal 10 jaar bedraagt. In de vaststellingsovereenkomst wordt verder opgenomen dat betrokkene zich ervan bewust is dat na afloop van de ontslaguitkering sprake zal zijn van een AOW-gat en dat hij ermee akkoord gaat dat dit voor eigen rekening komt. Zo wordt duidelijk dat het om een eigen keuze gaat.
Maatwerkafspraak 2 betreft een aanvullende aanspraak voor de vliegers uit de groep van 11 vliegers die in het verleden 10 jaar of langer in het oude type helikopter hebben gevlogen en op of na de leeftijd van 55 jaar geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt voor de functie van vlieger worden, voor zover zij niet van maatwerkafspraak 1 gebruik maken. De reden om voor deze groep een aanvullende afspraak te maken, heeft te maken met de fysieke belasting bij het vliegen met dit toestel.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard voor zover betrekking hebbende op de destijds ten aanzien van maatwerkafspraak 2 gestelde voorwaarde van het bestaan van een redelijk vermoeden van een verband tussen de ongeschiktheid tot werken en het gedurende langere tijd vliegen in het oude type helikopter. Verweerder heeft het primaire besluit in zoverre herroepen en heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
4. Eiser voert – samengevat – aan dat in de maatwerkafspraken onduidelijkheid bestaat ten aanzien van de instroomleeftijd en dat verweerder met de wijziging van artikel 88a van het Barp en de maatwerkafspraken in strijd handelt met het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids-, vertrouwens- en het gelijkheidsbeginsel en het verbod van leeftijdsdiscriminatie. Eiser stelt dat hij alsnog de mogelijkheid dient te krijgen om op de leeftijd van 55 jaar vervroegd uit te treden met aanspraak op een uitkering overeenkomstig de oude FLO-rechten tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.