Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
4..Geldigheid dagvaarding (feit 1)
5..Ontvankelijkheid officier van justitie (feit 2)
dezelfde persoon.
De door de verdediging bedoelde verzuim- en vergrijpboetes zijn niet opgelegd aan de verdachte maar aan de fiscale eenheid. Op grond van artikel 51, tweede lid, Sr, kan, indien een strafbaar feit is begaan door een rechtspersoon, zowel die rechtspersoon als degene die feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging van die rechtspersoon, voor dit feit strafrechtelijk worden vervolgd en bestraft. Het feit dat eerder aan de rechtspersoon een bestuurlijke boete is opgelegd, staat dus niet in de weg aan het strafrechtelijk vervolgen van een natuurlijke persoon als feitelijke leidinggever voor dezelfde gedraging [1] . Dit is slechts anders indien de natuurlijke persoon en de rechtspersoon zijn te vereenzelvigen. In dat geval zal een vervolgingsuitsluitingsgrond van de rechtspersoon in de weg staan aan de vervolging van de natuurlijke persoon. Dat een dergelijke vereenzelviging zich hier voordoet, is gesteld noch gebleken.
6..Waardering van het bewijs
7..Strafbaarheid feit
8..Strafbaarheid verdachte
9..Motivering straf
10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften
11..Bijlagen
12..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;