ECLI:NL:HR:2021:219

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
19/05087
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het verweer inzake schending van het una via beginsel en ne bis in idem beginsel in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was als natuurlijk persoon door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes, die aan een rechtspersoon waren opgelegd. De verdediging stelde dat de gang van zaken in strijd was met het una via beginsel, zoals neergelegd in de artikelen 5:44 en 5:50 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 243 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien dit niet van belang was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de uitspraak werd gedaan door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05087
Datum16 februari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 november 2019, nummer 23-002740-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.W. Weehuizen, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 februari 2021.