3.2.Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de rapportage van de arts bezwaar en beroep, het primaire besluit gehandhaafd.
4. Eiser heeft zich - samengevat weergegeven - op het standpunt gesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiser heeft er in dit verband op gewezen dat de ZW er uitdrukkelijk melding van maakt dat een medisch onderzoek moet worden verricht door een verzekeringsarts. Het onderzoek in bezwaar is echter uitgevoerd door een arts in opleiding tot verzekeringsarts, van wie de kennis en kunde niet duidelijk zijn. Eiser meent dat in het kader van zorgvuldigheid niet kan worden aanvaard dat een arts in opleiding tot verzekeringsarts in de bezwaarfase het onderzoek van een verzekeringsarts uit de primaire fase toetst. Daarbij heeft eiser, onder andere met een verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 13 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4018, gesteld dat dat slechts een beoordeling van de rapportage op hoofdlijnen betreft. Eiser heeft zich bovendien op het standpunt gesteld dat de enkele notitie dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gecontrasigneerd onvoldoende is om aan te tonen dat die verzekeringsarts bezwaar en beroep de rapportage van de arts in opleiding tot verzekeringsarts daadwerkelijk heeft beoordeeld. Eiser heeft hierbij gewezen op een uitspraak van rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 9 november 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:10032. Eiser heeft zich verder op het standpunt gesteld dat er in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten. Eiser heeft daarbij gewezen op pijnklachten aan zijn linkerbeen, zijn rug en linkerarm en zijn psychische klachten. Ter onderbouwing van die klachten heeft eiser nogmaals de reeds bekende informatie van 31 januari 2020 verstrekt. Daarnaast heeft eiser nog een bevestiging van een aanmelding bij Sanitas Psychiatrie te Rotterdam van 11 maart 2020 overgelegd, vanwege het vermoeden van een somatische stoornis en een stemmingsstoornis, een verwijzing naar DC Klinieken van 9 maart 2020, vanwege persisterende hartklachten, overzichten van de huisarts van 4 juni 2020 en 18 mei 2021 en een rapportage van Calder Werkt. Eiser heeft ook nog de bevindingen uit onderzoek van de primaire verzekeringsarts betwist. Volgens eiser is het niet juist dat hij een gezonde indruk maakte, dat de persoonlijke verzorging goed was, dat zijn looppatroon normaal was of dat hij 90 graden kon buigen. Ook de psychische klachten zijn volgens eiser niet goed onderzocht. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat de maatstaf “zijn arbeid” niet goed in kaart is gebracht. Eiser heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat hij ten onrechte met ingang van 20 januari 2020 hersteld is gemeld.
5. Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
Op grond van artikel 28 van de ZW is de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht, zo dikwijls dit nodig wordt geoordeeld, zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een door het UWV aangewezen arts, en in het algemeen de voorschriften van de arts die ertoe strekken om een geneeskundig onderzoek mogelijk te maken, op te volgen.
Ter uitvoering van artikel 39 van de ZW (het artikel op basis waarvan het UWV controle mag verrichten op het bestaan van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte) heeft het UWV controlevoorschriften vastgesteld.
In artikel 1, aanhef en onder b, van de Controlevoorschriften Ziektewet 2010 (Controlevoorschriften), zoals gold ten tijde in geding, is bepaald dat in dit besluit onder verzekeringsarts wordt verstaan een arts, werkzaam voor het UWV, die ingeschreven staat in het specialistenregister van de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie (SGRC), of in opleiding daarvoor is.
6. Bij een beroep tegen een hersteldverklaring gaat het in een geval als hier aan de orde uitsluitend om de vraag of de betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Daarbij staat in het bijzonder ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.