Uitspraak
19 5042 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
28 november 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 november 2018 ten grondslag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een ziekengeldaanvraag van appellante. Appellante, die als personal assistent werkte, had zich op 18 juli 2018 ziek gemeld met rug- en beenklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij per die datum geen recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante in staat was haar werkzaamheden uit te voeren, omdat zij deze werkzaamheden vanuit huis kon verrichten met de mogelijkheid om af te wisselen in zitten, staan en liggen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de omstandigheden waaronder appellante haar werk verrichtte, niet als bijzondere verzwarende omstandigheden konden worden aangemerkt, maar dat de verlichtende aspecten van het thuiswerken juist in haar voordeel werkten.
De Raad concludeerde dat appellante niet arbeidsongeschikt was voor de maatgevende arbeid en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de juiste beoordeling van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht.