Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het vonnis van 9 september 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte indiening stukken en eiswijziging van [eiser] , d.d. 17 februari 2021, met producties;
- de akte na comparitie van [gedaagde] , d.d. 17 februari 2021, met productie;
- de (antwoord)akte indienen stukken van [eiser] , d.d. 17 maart 2021, met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde] , d.d. 17 maart 2021.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
- erflater en erflaatster hadden een boerenbedrijf gelegen aan de [adres] te Papendrecht;
- erflater heeft in 1966 de boerderij met opstallen en percelen weiland gekocht van zijn ouders. Erflater heeft de boerderij (ongeveer 2,5 hectare) en percelen weiland (ongeveer 15 hectare) bijna gelijktijdig verkocht aan [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), om de boerderij en de percelen weiland vervolgens terug te pachten;
- erflater bezat daarnaast nog ongeveer 4,57 hectare grond;
- in 1979 hebben erflater en [eiser] een maatschap opgericht met als doel het voor gemeenschappelijk rekening uitoefenen van een veehoudersbedrijf;
- in 1991 brak er brand uit in de boerderij. Erflater ziet af van zijn eerste recht tot koop van de boerderij, waardoor [eiser] de boerderij van [naam bedrijf] koopt. De percelen weiland worden door [naam bedrijf] niet verkocht. [eiser] treedt in 1991 in de plaats van erflater op het pachtcontract tussen [naam bedrijf] en erflater wat betreft de percelen weiland;
- de maatschap is per 31 december 1993 beëindigd, omdat erflater uit was getreden.
beslagkosten en proceskosten
5..De beslissing
woensdag 4 augustus 2021waar [eiser] bij akte mag reageren op de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften;