ECLI:NL:RBROT:2021:6167
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de kostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake parkeerbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de kostenvergoeding in de bezwaarfase van een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Eiser, een vennoot van een V.O.F., had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag van de gemeente Rotterdam, die op 4 juli 2019 was opgelegd. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal € 62,67, waarvan € 1,67 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 61,- aan kosten van naheffing. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser op 9 maart 2020 gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd, maar daarbij een kostenvergoeding toegekend met een wegingsfactor van 0,5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat de toegepaste wegingsfactor te laag is en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 15 juni 2021 gehouden, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, en de verweerder door zijn gemachtigde en een kantoorgenoot. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de wegingsfactor geen beleidsvrijheid heeft en dat de rechter zelfstandig moet beoordelen in welke gewichtscategorie de zaak valt. De rechtbank concludeert dat de toegepaste wegingsfactor van 0,5 terecht is, gezien de aard en de gecompliceerdheid van de zaak, en dat het beroep ongegrond is verklaard.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.