In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil over de waarde van de legitieme portie van eiseres in de nalatenschap van haar vader, die op 19 juni 2017 is overleden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 18 november 2020 reeds een aantal bindende eindbeslissingen genomen over de waarde van de nalatenschap en de legitieme massa. Eiseres heeft in deze procedure geprobeerd om terug te komen op deze beslissingen door nieuwe feiten en argumenten aan te voeren, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze niet voldoende zijn om de eerdere eindbeslissingen te heroverwegen. De legitimaire massa is vastgesteld op basis van de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de goederen van de nalatenschap ten minste € 4.625.330 bedraagt, terwijl de schulden ten minste € 4.985.474,58 bedragen, wat betekent dat de legitimaire massa negatief is. Eiseres heeft geen valide redenen kunnen aanvoeren om de rechtbank te overtuigen van een andere waarde of om terug te komen op de eerdere beslissingen. De rechtbank heeft de vordering van eiseres afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.