ECLI:NL:RBROT:2021:4414
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan exploitant voor overtredingen van de Wet dieren en Verordening 142/2011 met betrekking tot de opslag van dierlijke bijproducten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarin eiseres, een exploitant, in beroep ging tegen twee boetes van elk € 2.500,- die haar waren opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boetes waren opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en de bijbehorende EU-verordening, specifiek Verordening 142/2011, met betrekking tot de opslag van dierlijke bijproducten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft betwist dat de overtredingen hebben plaatsgevonden, maar heeft wel aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding zouden moeten geven tot matiging van de boetes.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de wettelijke bepalingen die relevant zijn voor de opgelegde boetes uiteengezet en de omstandigheden waaronder de overtredingen hebben plaatsgevonden. Eiseres stelde dat de overtredingen het gevolg waren van een storing van de container en dat zij alles in het werk had gesteld om de overtredingen te voorkomen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres als ondernemer verantwoordelijk was voor het afdekken van het slachtafval en dat de opgelegde boetes niet onredelijk waren, maar dat er wel sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de boetes gematigd tot € 2.125,- per boete, en heeft zij bepaald dat de Staat der Nederlanden de proceskosten en het griffierecht aan eiseres dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van exploitanten onder de Wet dieren en de noodzaak om te voldoen aan de voorschriften ter bescherming van de volksgezondheid en diergezondheid.