1.3.In het rapport van bevindingen, dat op 30 augustus 2018 op ambtsbelofte is opgemaakt en waarop het boetebesluit en het bestreden besluit zijn gebaseerd, heeft toezichthouder [toezichthoudernummer] gerapporteerd dat hij zich in het kader van een inspectie op
30 augustus 2018 omstreeks 12.20 uur in het bedrijf van eiseres bevond. Daar zag de toezichthouder op het laatste stuk van de slachtbaan, ter hoogte van de weeginstallatie en 2 tot 3 meter daarvoor twee runderkarkas helften hangen. De toezichthouder zag dat er waterdruppels van het plafond net langs de slachtbaan naar beneden vielen. De toezichthouder wijst in dit verband op het filmpje dat is gemaakt. Er vielen over een afstand van ongeveer 4 meter met regelmaat en op diverse plekken (ongeveer vier plekken) waterdruppels naar beneden. De toezichthouder zag vervolgens dat er een waterdruppel viel op het (naakte) karkas vlak bij de weegschaal. De karkassen zijn op dat punt in het slachtproces al gekeurd. Het desbetreffende karkas was goedgekeurd voor menselijke consumptie en voorzien van de officiële goedkeurstempel. Ongeveer een half uur daarvoor was er een grotere lekkage op exact dezelfde locatie. Het slachtproces is toen gestopt. Er zijn vervolgens rode kratten geplaatst boven de slachtbaan en het slachtproces is toen weer hervat. Na deze constatering sprak de chef van de slachthal de toezichthouder aan en vroeg of hij weer door kon gaan met slachten. De toezichthouder vertelde de chef van de slachthal toen dat het nog steeds lekte vanaf het plafond en dat een slachthuis zelf verantwoordelijkheid moet nemen om de veiligheid van het product te waarborgen. De chef van de slachthal zei hierop: “daar krijgt toch iemand wat van, het is water, daar wordt echt niemand ziek van”. De toezichthouder vertelde vervolgens dat het vuil water was van de ruimte boven de slachthal, wellicht met olie en ander vuil erin. Medewerkers hebben vervolgens het lekkende water gestopt door middel van papieren doeken boven op de slachtbaan. De toezichthouder constateerde dat levensmiddelen niet werden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid dan wel op een zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd.
Bij het boeterapport zijn een foto en een filmpje als bijlagen gevoegd.
2. Op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren is het verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Op grond van artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dierlijke producten zijn voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet de artikelen 3 en 4, eerste, tweede en derde lid, 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, 6, tweede lid, laatste alinea, en derde lid, van Verordening 852/2004.
Op grond van artikel 4, tweede lid, van Verordening 852/2004 houden exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met enigerlei stadium van productie, verwerking en distributie van levensmiddelen dat volgt op de stadia waarop lid 1 van toepassing is zich aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II, alsmede aan alle specifieke voorschriften van Verordening 853/2004.
Op grond van bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Verordening 852/2004 moeten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie levensmiddelen worden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd.
Op grond van artikel 8.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet dieren - voor zover thans van belang - wordt in deze paragraaf verstaan onder overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 6.2. van de Wet dieren.
Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren kan verweerder een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Op grond van artikel 8.8, eerste lid, van de Wet dieren worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren is de hoogte van de bestuurlijke boete die verweerder aan een overtreder voor een overtreding overeenkomstig boetecategorie 3 kan opleggen € 2.500,-.
Op grond van artikel 2.3, aanhef en onder a, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd, indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu gering zijn of ontbreken.
Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3, 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
3. Eiseres voert aan dat de overtreding niet is bewezen. Het rapport van bevindingen, waarop het boetebesluit is gebaseerd, is op essentiële punten onduidelijk, onnauwkeurig, onvolledig en niet vatbaar voor rechterlijke toetsing. Dit rapport en het boetebesluit voldoen volgens haar niet aan de eisen die voortvloeien uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Niet is gebleken dat een (vuile) waterdruppel door lekkage op een karkas terecht is gekomen. Verder meent eiseres dat de bij het rapport gevoegde foto niet als bewijs van de vermeende overtreding kan dienen. Volgens eiseres is immers op de foto geen waterdruppel op een karkas te zien, laat staan een druppel afkomstig van vuil water. Nu niet blijkt dat de foto bij het rapport overeenkomt met de beschrijving van het vermeende geconstateerde feit, kan dit rapport niet als bewijs dienen.
Eiseres voert verder aan dat, ook indien al sprake zou zijn van een (vuile) waterdruppel op een karkas, uit de stukken niet blijkt dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 4, tweede lid, in samenhang gelezen met bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Verordening 852/2004. Hierin wordt immers geen melding gemaakt van een verbod op (al dan niet vervuilde) waterdruppels op karkassen.
Eiseres wijst er onder meer op dat uit het rapport van bevindingen niet blijkt dat de dierenarts het karkas ongeschikt heeft verklaard voor menselijke consumptie. Er was dus volgens de toezichthouder kennelijk ook geen sprake van een risico voor de volksgezondheid. Ook ingeval er wordt uitgegaan van een (vuile) waterdruppel op een karkas, is er geen sprake van gevaar voor de gezondheid, nu deze waterdruppel na goedkeuring maar vóór de koelfase nog kon worden verwijderd.
Een verklaring van één anonieme toezichthouder is onvoldoende om tot bewezenverklaring van een overtreding te komen. Volgens eiseres is de handelwijze van verweerder onverenigbaar met de juiste toepassing van het beginsel van dubbele bevestiging. Op grond van dit beginsel kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Eiseres wijst in dit kader op punt 7 van de toelichting bij artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Verder verwijst eiseres in dit kader onder meer naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:4363). Het rapport van bevindingen, dat aan het boetebesluit ten grondslag ligt, is niet vatbaar voor rechterlijke toetsing. Bij de vaststelling van het boetebesluit zijn niet alle relevante feiten en omstandigheden onderzocht waardoor het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, aldus eiseres.