1.2.Beboetbaar feit 2: “De houder van dieren heeft een UDD gekanaliseerd diergeneesmiddel voorhanden of in voorraad, waarbij niet werd voldaan aan één of meerdere voorwaarden van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen. Er werden antimicrobiële middelen niet volgens de goede veterinaire praktijken toegepast. Dit is een overtreding van Bijlage 1 onder 5, aanhef en onder k en Bijlage 9 onder punt 6 lid 2 onder b van de Regeling diergeneesmiddelen.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder a, aanhef en sub 2, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 1.22, van het Besluit houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 2.17 en artikel 2.18, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling diergeneesmiddelen.
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 4 mei 2017 is opgemaakt door twee toezichthouders van de NVWA. De toezichthouders schrijven in het rapport onder meer het volgende:
“
Bevindingen ten aanzien van de diergeneesmiddelenlogboeken
Nafpenzal
Wij zagen op het diergeneesmiddelenlogboek van Nafpenzal over de periode 01-01-2016 tot 09-02-2017 dat er in totaal 245 runderen waren droog gezet met Nafpenzal, waarbij de eerste toepassing van Nafpenzal op 21-05-2016 was.[…]
Wij zagen in het logboek en op de melkcontrolelijsten dat er runderen waren drooggezet met Nafpenzal terwijl zij een lager celgetal hadden dan de zogenaamde afkapwaardes genoemd in de Richtlijn droogzetten.[…]
Gezien artikel 6 lid 2 onder b van de Bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen moet er in het bedrijfsbehandelplan opgenomen zijn dat de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen volgens de goede veterinaire praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de Wet dieren.[…]
In dit bedrijfsbehandelplan staat niks over de voorwaarden voor het gebruik van droogzetters en ook staat er niet uitgelegd wat er verstaan wordt onder de term Laag celgetal en Hoog celgetal.[…]
Op de visitebrieven van 2016 zag ik, toezichthouder [naam], nergens een evaluatie staan van het gebruik van Nafpenzal.
In artikel 5 van Bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen staat dat er een regelmatig bedrijfsbezoek moet zijn. In artikel 5, lid 3 onder b staat dat tijdens dat bezoek in ieder geval het gebruik van antimicrobiële middelen geëvalueerd moet worden. In artikel 5 lid 4 en 5 van Bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen staat dat een dergelijk bezoek aan het bedrijf ten minste eenmaal per 3 maanden of in gevallen eenmaal per 6 maanden dient plaats te vinden. In artikel 5, lid 2 onder b van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen staat dat de dierenarts van elk bezoek aan het bedrijf een verslag opmaakt.
Opmerking toezichthouder:
Later verklaart de houder van dieren [naam] dat de dierenarts elke 14 dagen komt en dat dan het gebruik van antibiotica geëvalueerd wordt. Hij geeft aan dat de verslaglegging van de evaluaties in de visitebrieven beschreven staat.[…]
Wij, toezichthouders [naam] en [naam], zagen in de visitebrieven geen evaluatie van het gebruik van antibiotica staan.[…]
Cubarmix en Colistine-sulfaat
Wij, toezichthouders [naam] en [naam], zagen in het diergeneesmiddelenlogboek voor de kalveren dat alle kalveren vanaf 29/01/2015 vanaf dag 1 t/m dag 10 behandeld werden met 5 gram Cubarmix en 5 gram Colistine-sulfaat per dag opgelost in de melk.[…]
Ik zag in het bedrijfsbehandelplan staan dat de geadviseerde duur van de behandeling voor Cubarmix 5 dagen was en de geadviseerde duur van de behandeling voor Colistine-sulfaat 3-5 dagen was.
Gezien bovenstaande zag ik dat een houder van dieren niet handelde overeenkomstig het bedrijfsbehandelplan dat in overleg met hem is opgesteld.
Ik stelde vast dat gehandeld is in strijd met 2.2 lid 10 aanhef, onderdeel I sub 4 van de Wet dieren, hetgeen een overtreding oplevert van het bepaalde in artikel 1.28 lid 2 van het Besluit houders van dieren.
Ik zag dat een houder van dieren meerdere diergeneesmiddelen voorhanden of in voorraad had, waarvoor bij vergunning is bepaald dat dit diergeneesmiddel uitsluitend kan worden afgeleverd door toepassing door de dierenarts.
Deze diergeneesmiddelen, antibiotica, met kanalisatiestatus UDD had hij voorhanden en zijn toegepast terwijl hij zoals eerder in dit rapport van bevindingen benoemd niet voldeed aan de genoemde voorwaarden in Bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen.
Ik stelde vast dat gehandeld is in strijd met artikel 2.2, lid 10 aanhef, onderdeel a sub 2 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.13 aanhef en onderdeel c, in samenhang met artikel 2.17 en artikel 2.22 lid 1 onderdeel I sub 2 onder ten 3e van de Regeling diergeneesmiddelen, hetgeen een overtreding oplevert van het bepaalde in artikel 1.22 van het Besluit houders van dieren.”
3. Eiseres voert aan dat de boetes ten onrechte zijn opgelegd. Wat betreft de behandelingsduur van de middelen Cubamix en Colinesulfaat is in het bedrijfsbehandelplan ook opgenomen dat de behandeling verlengd mag worden als het onvoldoende helpt en daarvan was in deze gevallen sprake. De behandeling bij de al betrokken kalveren hielp onvoldoende, zoals ook dierenarts [naam] heeft verklaard. Eiseres dient de middelen uitsluitend toe in overleg met de dierenarts en het is de dierenarts geweest die het toedienen voor een langere duur heeft voorgeschreven. Daarnaast komt de dierenarts elke 14 dagen langs en evalueert daarbij het gebruik van antibiotica, zoals dierenarts [naam] in zijn verklaring ook heeft bevestigd. Bij de bedrijfsbezoeken wordt mondeling besproken hoe het gaat en of er nog iets aangepast moet worden. Het middel Nafpenzal is bovendien jaarlijks geëvalueerd. In deze situatie kon ook niet anders dan, in afwijking van het bedrijfsbehandelplan, alles worden drooggezet met Nafpenzal, omdat, zoals de dierenarts ook verklaart, na het droogzetten met gangbare middelen meerdere runderen een coli-infectie opliepen en stierven. Daarmee is niet gehandeld in strijd met een goede veterinaire praktijk. Juist koeien met een laag celgetal zijn extra gevoelig voor een Coli-infectie. Ten onrechte is de verklaring van de dierenarts niet betrokken in het bestreden besluit. Daarnaast heeft een van de toezichthouders na afloop van de bedrijfscontrole medegedeeld dat het een mooi bedrijf is en dat zij wilde dat iedereen het zo goed voor elkaar had; gelet op dat positieve eindoordeel mocht eiseres er gerechtvaardigd van uitgaan dat er geen sanctie meer zou volgen. Bovendien zijn de vermeende overtredingen ten onrechte niet uitsluitend meegenomen binnen het kader van de randvoorwaardenkorting, maar is daarvoor ook een boete opgelegd.
4. In de Regeling diergeneesmiddelen zijn regels opgesteld voor het gebruik van diergeneesmiddelen; er gelden vier categorieën: VRIJ (zonder recept verkrijgbaar), URA (uitsluitend verkrijgbaar op recept bij dierenarts, apotheker of erkend handelaar), UDA (uitsluitend op recept afgeleverd door de dierenarts maar de dierenhouder mag het middel wel zelf toedienen), en UDD (uitsluitend door de dierenarts afgeleverd en toegediend). Het gaat in deze boetezaak om de middelen Nafpenzal, Cubamix en Colinesulfaat, dit zijn antibiotica. Alle antimicrobiële middelen hebben de UDD-status en mogen dus in beginsel alleen door de dierenarts worden voorgeschreven en toegediend. Op grond van artikel 2.18, tweede lid, van de Regeling diergeneesmiddelen mogen echter ook houders van dieren, onder verantwoordelijkheid van de dierenarts, zelf UDD-middelen toepassen mits voldaan is aan bepaalde strenge voorwaarden. Deze voorwaarden geldend voor antimicrobiële middelen zijn opgenomen in Bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (hierna: Bijlage 9). Daarin staat onder meer dat de dierenarts regelmatig een bezoek moet afleggen aan het bedrijf waarbij onder meer het gebruik van antibiotica wordt geëvalueerd (onderdeel 5 van Bijlage 9) en dat in het bedrijfsbehandelplan een en ander is opgenomen over de aflevering en toepassing van antimicrobiële middelen, waaronder de afspraak dat deze middelen alleen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken door de houder worden toegepast (onderdeel 6 van Bijlage 9). Als niet aan alle voorwaarden van Bijlage 9 is voldaan mag de houder de antibiotica niet zelf gebruiken en geldt dus weer het uitgangspunt dat alleen de dierenarts het middel mag toepassen. De rechtbank merkt hierbij op dat een goede verslaglegging van de afspraken tussen dierenarts en houder en van de toepassing van de antibiotica noodzakelijk is, zodat ook controleerbaar is of de dierenarts en houder aan alle voorwaarden in Bijlage 9 hebben voldaan.