11.5.Verweerder stelt eveneens ten onrechte dat het feit dat [persoon A] . en [persoon B] al jaren een aantal vennootschappen op correcte wijze hebben geleid en bestuurd niets zou afdoen aan het oordeel dat er voor wat betreft [persoon A] . en [persoon B] sprake zou zijn van ‘slecht levensgedrag’. Het door [persoon A] . en [persoon B] ‘schoon schip’ maken is namelijk een omstandigheid die van (groot) belang is en moet worden meegewogen. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2024, rechtsoverweging 13.2.. In deze uitspraak was sprake van een verscherpt toezicht van de Belastingdienst, die van belang is voor de beoordeling van het gevaarrisico. In dit verband wijzen eisers er op dat zij hebben aangegeven bereid te zijn om de mogelijkheid van het verbinden van voorwaarden aan de exploitatievergunning met verweerder te onderzoeken. Evenals in laatstgenoemde uitspraak van de Afdeling is er dus sprake van een mogelijkheid om het door verweerder gestelde gevaar dat opnieuw fiscale strafbare feiten zouden worden gepleegd, te beperken. Verweerder is - ten onrechte - daarop niet ingegaan.
12. Voor wat betreft de proportionaliteit en de belangenafweging wijzen eisers erop dat zij, ter beperking van de door hen als gevolg van de primaire besluiten 1 te lijden schade, op 18 augustus 2017 een ‘exploitatieovereenkomst” hebben gesloten met Novomatic Exploitatie NL 1 B.V. te Waalwijk (Novomatic).
Met het sluiten van deze exploitatieovereenkomst hebben eisers, zoveel als mogelijk, de belangen van hun werknemers en de belangen van hun ondernemingen willen veiligstellen. Novomatic is een grote internationale onderneming die zich bedrijfsmatig bezighoudt met de exploitatie van speelautomaten en aan wie verweerder een exploitatievergunning heeft verleend op grond van artikel 30h van de Wok. Vanaf het sluiten van de exploitatieovereenkomst is de exploitatie van de speelautomaten van eisers en de uitvoering van de exploitatieovereenkomst met Novomatic probleemloos verlopen. Verweerder heeft evenwel bij e-mail van 28 november 2018 kenbaar gemaakt dat Novomatic de “zakelijke relaties” met eisers diende te verbreken, bij gebreke waarvan de aan Novomatic verleende exploitatievergunning door verweerder zal worden ingetrokken.
Waar verweerder in de bestreden besluiten wijst op het bij een andere exploitant in dienst treden van de werknemers van eisers, alsmede dat eisers nog omzetten uit die automaten verwerven, betrekt verweerder ten onrechte niet zijn bericht aan de exploitant
(Novomatic) om de zakelijke relaties (de exploitatieovereenkomst) met eisers te verbreken, als gevolg waarvan de schade, die het gevolg is van de primaire besluiten 1, zich in volle omvang zal openbaren. Dat het nog niet tot een faillissement van één of meerdere eisers is gekomen, is geheel en al het gevolg van de door eisers benutte mogelijkheid om met Novomatic de exploitatieovereenkomst te sluiten.
13. Bij de zienswijze en bij de bezwaren hebben eisers gesteld dat [persoon A] vanaf 14 maart 2017 geen bestuurder meer is van eiseres 4 en dat mevrouw [persoon C] vanaf die datum als bestuurder van eiseres 4 is aangesteld. Daarmee is sedert 14 maart 2017 - feitelijk en juridisch - sprake van een nieuwe situatie. In deze situatie is er geen sprake van dat eiseres 4, gelet op artikel 3 van de Wet Bibob, in relatie staat tot strafbare feiten, nu de nieuwe bestuurder, mevrouw [persoon C] , nimmer strafbare feiten heeft gepleegd en nimmer daarvoor is vervolgd en/of daarvan verdachte is geweest.
In bezwaar is gesteld dat verweerder ten onrechte de exploitatievergunning van eiseres 4 heeft ingetrokken. Daarop is door verweerder in het bestreden besluit in het geheel niet ingegaan. Eisers menen dan ook dat het bestreden besluit ten aanzien van eiseres 4 in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Het oordeel van de rechtbank
14. De rechtbank overweegt dat onbetwist is dat uit het handelsregister blijkt dat [persoon C] vanaf 14 maart 2017 tot 18 juli 2017 bestuurder is geweest van eiseres 4 en dat deze functie met ingang van 18 juli 2017 weer werd vervuld door [persoon A] . Dit betekent dat [persoon A] ten tijde van de bestreden besluiten bestuurder was van eiseres 4 en dat verweerder in het bestreden besluit dat ziet op eiseres 4 terecht heeft gesteld dat [persoon A] op dat moment beheerder (voor wat betreft de ‘slecht levensgedrag-grond’) c.q. direct leidinggevende (voor wat betreft de ‘Bibob-grond’) van eiseres 4 was. De beroepsgrond van eisers dat het bestreden besluit dat ziet op eiseres 4 om deze reden onrechtmatig is, slaagt niet.
Slecht levensgedrag-grond
15. Op grond van artikel 30i, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wok worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag, waaraan de aanvrager van de vergunning en bedrijfsleiders en beheerders van de exploitatie dienen te voldoen. De algemene maatregel van bestuur als hiervoor bedoeld is het Speelautomatenbesluit 2000 (het Speelautomatenbesluit).
Op grond van artikel 30l, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wok wordt de vergunning ingetrokken indien niet langer wordt voldaan aan de krachtens artikel 30i, tweede lid, onder b, geldende eisen.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van het Speelautomatenbesluit wordt een aanwezigheidsvergunning voor een hoogdrempelige inrichting of een speelautomatenhal niet verleend
aan degene die in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Ingevolge artikel 7 van het Speelautomatenbesluit is artikel 4 van overeenkomstige toepassing op de aanvrager van een exploitatievergunning en de bedrijfsleiders en beheerders van een exploitatie.
16. De beroepsgrond dat het criterium ‘slecht levensgedrag’ in strijd is met de Dienstenrichtlijn slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
Op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder h, van de Dienstenrichtlijn is deze richtlijn niet van toepassing op gokactiviteiten die erin bestaan dat een financiële waarde wordt ingezet bij kansspelen, met inbegrip van loterijen, gokken in casino' s en weddenschappen. Uit de considerans (punt 25) van deze richtlijn blijkt dat gokactiviteiten van de werkingssfeer van de richtlijn zijn uitgesloten vanwege het specifieke karakter van die activiteiten, die voor de lidstaten het toepassen van maatregelen betreffende de openbare orde en de bescherming van de consument meebrengen.
Gelet op de in de considerans vermelde reden voor uitsluiting van gokactiviteiten van de Dienstenrichtlijn, is de rechtbank van oordeel dat het in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder h, van de Dienstenrichtlijn vermelde begrip ‘gokactiviteiten’ ruim moet worden uitgelegd. De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat onder ‘gokactiviteiten’ (onder meer) moet worden begrepen zowel het direct exploiteren (in de zin van: zelf bedrijfsmatig gebruiken) als het indirect exploiteren (in de zin van: aan een ander in gebruik geven) van kansspelautomaten. Gelet hierop vallen de door eisers geleverde diensten – te weten: het tegen betaling aan exploitanten van gokactiviteiten ter beschikking stellen van kansspelautomaten – niet onder de Dienstenrichtlijn, zodat eisers geen beroep toekomt op de Dienstenrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over die richtlijn.
Al hetgeen eisers ten aanzien van de Dienstenrichtlijn hebben aangevoerd behoeft verder dan ook geen bespreking.