Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
hierna: de ambtenaar.
1..De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 20 juli 2021;
- het bericht van de ambtenaar van 11 augustus 2021;
- de conclusie van de officier van justitie van het arrondissement Rotterdam van 23 augustus 2021.
2..De vaststaande feiten
3..De verzoeken
“ongespecificeerde genderdysforie”is vastgesteld.
“dat het wenselijk is de verdere ontwikkelingen af te wachten, alvorens er nadere duiding kan worden gegeven aan de voorzichtig ingezette beweging in de rechtspraak (…)”.
- De ontwikkeling die de Hoge Raad in het arrest uit 2007 identificeerde – dat er geleidelijk aan meer aandacht werd gegeven aan interseksualiteit – heeft zich sindsdien voortgezet. Inmiddels is er sprake van een maatschappelijke erkenning en ook – in ieder geval een trend naar – juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit (rechtbank Limburg 28 mei 2018, r.o. 2.5.).
- In steeds meer landen op de wereld wordt het bestaan van een derde gender erkend. Hoewel deze geen kracht van wet hebben, wordt aanzienlijke waarde gehecht aan de op internationaal niveau gezaghebbende Yogyakarta-beginselen die zijn opgesteld om discriminatie op basis van homoseksualiteit, genderidentiteit, transseksualiteit, transgenderisme en interseksualiteit tegen te gaan (rechtbank Limburg 28 mei 2018, r.o. 2.5.2.).
- Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) blijkt dat onder het begrip privé leven van art. 8 EVRM ook de genderidentiteit valt en dat genderidentiteit meer omvat dan alleen erkenning van de fysieke verschijningsvorm (rechtbank Limburg 28 mei 2018, r.o. 2.5.3.).
- De landen die zijn aangesloten bij de Raad van Europa, waaronder Nederland, zijn in de resolutie van de Raad van 2015 (2048) opgeroepen om wetgeving te schrappen die de rechten van transgenders beperkt en zo een einde te maken aan de discriminatie van deze groep. Daarnaast moeten de wettelijke regelingen gebaseerd worden op zelfbeschikking en maakt de resolutie het mogelijk dat een derde genderaanduiding “X” kan worden opgenomen in de identiteitspapieren (rechtbank Limburg 28 mei 2018, r.o. 2.5.3.).
- In de ontwerpresolutie van het Europees Parlement uit 2019 (B8-0101/2019) over de rechten van interseksuele personen is het belang benadrukt van flexibele procedures bij geboorteregistratie. Het Europees Parlement spreekt in de ontwerpresolutie uit verheugd te zijn over de wetten die sommige lidstaten hebben aangenomen die wettelijke gendererkenning op basis van zelfbeschikking toestaan (rechtbank Midden-Nederland 10 februari 2020, r.o. 4.4.).
- In art. 1 lid 2 van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) is sinds 1 november 2019 opgenomen dat onder het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht ook wordt begrepen onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie (rechtbank Midden-Nederland, r.o. 4.9.). In de memorie van toelichting op deze wet (Kamerstuk 34650, nr. 3) wordt toegelicht dat het in art. 1 lid 2 Awgb geformuleerde verbod nader is ingevuld ter emancipatie van de groep mensen die zich niet wil conformeren aan of wil identificeren met de bestaande binaire categorieën (man of vrouw) die voor vele jaren waren gegeven (rechtbank Amsterdam 21 juli 2021, r.o. 4.4.).
- Vóór de wetswijziging van 1 juli 2014 moest een persoon met genderdysforie die de geslachtsaanduiding in de geboorteakte wilde laten wijzigen naar het mannelijke of vrouwelijke geslacht fysiek zoveel mogelijk zijn aangepast aan “het andere geslacht” en permanent onvruchtbaar zijn. Deze voorwaarden zijn komen te vervallen omdat ze toen als “niet meer van deze tijd” en in strijd met mensenrechtelijke normen werden beschouwd, in het bijzonder het zelfbeschikkingsrecht. Hiermee werd de mogelijkheid om het juridische geslacht te wijzigen losgekoppeld van een eventuele medische behandeling (rechtbank Limburg 28 mei 2018, r.o. 2.5.4.).
“living instrument, to be interpreted in the light of present day conditions”. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank hieronder kort uiteenzetten onder welke omstandigheden geslachtsregistratie in Nederland is begonnen en hoe deze omstandigheden zich in de tijd hebben ontwikkeld.
uiterlijke kenmerken bij geboortebepalend. Het was in het begin zelfs vereist om de baby aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te tonen.
uiterlijke kenmerken bij geboortebepalend gebleven voor het geslacht dat werd geregistreerd. Ook nadat Nederland het in 1985 als een van de eerste landen van de wereld wettelijk mogelijk maakte om de geslachtsaanduiding
na geboorteop verzoek te wijzigen naar “het andere geslacht”, zijn de uiterlijke kenmerken nog bijna 30 jaar bepalend gebleven. De minister van justitie lichtte voorafgaand aan de introductie van de wetswijziging van 1985 toe dat
“administratieve wijziging is (…) bedoeld om de geslachtsaanduiding in de geboorteakte die niet meer overeenstemt met de feitelijk bestaande toestand, daaraan aan te passen”. [9] Voorwaarde voor de wijziging van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte was dat de persoon die dat verzocht fysiek was “aangepast” aan “het andere geslacht”.
1 juli 2014 in werking is getreden voor wijziging van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte
niet langer de uiterlijke verschijningsvorm, maar de innerlijke overtuiging ten aanzien van de genderidentiteitbepalend geworden. De minister benadrukt in de MvT dat de innerlijke overtuiging van de transgender persoon inderdaad leidend is bij de keuze tot wijziging van de geslachtsregistratie. De minister merkt bovendien op dat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet na gaat of er redenen zijn om te twijfelen aan de overtuiging van degene die de wijziging wenst. De wijziging is volgens de minister een individuele beslissing geworden waarin de overheid in beginsel niet langer treedt.
“waaronder flexibele procedures om gendermarkers,zolang die nog geregistreerd worden, en namen op geboortecertificaten en identiteitsdocumenten te veranderen (met inbegrip van de mogelijkheid tot genderneutrale namen”[ onderstreping in citaat toegevoegd ]. [11]
Principle 31dat in de op 10 november 2017 aangenomen Yogyakarta beginselen plus 10 is opgenomen.
Principle 31 – The right to legal recognitionbepaalt: