Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 augustus 2020 in de zaak tussen
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een boete die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) was opgelegd aan een pluimveeslachterij. De boete van € 2.500,- was opgelegd omdat bij controle was vastgesteld dat de karkassen verontreinigd waren met feces, gal of kropinhoud. De rechtbank heeft de zaak behandeld na beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie over de hygiënevoorschriften in Verordening 853/2004. Het Hof heeft geoordeeld dat er na het schoonmaken van een pluimveekarkas geen zichtbare verontreiniging meer mag zijn. De rechtbank oordeelt dat de NVWA terecht de boete heeft opgelegd, ook als er slechts kleine plekjes verontreiniging zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de wijze van controle door de NVWA, waarbij karkassen van de slachtlijn worden gehaald en de lichaamsholte wordt gecontroleerd, als toegestaan beoordeeld. Eiseres, de pluimveeslachterij, voerde aan dat de verontreinigingen niet significant waren en dat een nultolerantienorm onhaalbaar is. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de norm van de Europese regelgeving duidelijk is en dat de NVWA handhavend moet optreden bij zichtbare verontreinigingen, ongeacht de grootte. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de boete gehandhaafd.