Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
raadslieden mrs. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, en G. Spong, advocaat te Amsterdam.
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Inleiding
all you can eatsushi-restaurants exploiteerden. De beschuldiging komt er in het kort op neer dat de verdachte leiding heeft gegeven aan fraude met de omzet(belasting) door een aantal met name genoemde restaurants. Die fraude heeft er in bestaan dat contante omzetten uit de kassa en kassasystemen werden verwijderd. Aan het [naam administratiekantoor] (hierna: [naam administratiekantoor] ), dat voor het concern de belastingaangiften deed, werd valse administratie verstrekt, waardoor dit kantoor onjuiste en onvolledig belastingaangiften deed. De afgeroomde omzet werd in elk geval gebruikt om lonen uit te betalen zonder dat loonbelasting en premies werden voldaan. Daarnaast wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die belastingfraude en (gewoonte)witwassen tot doel had.
3..Eis officier van justitie
- partiële vrijspraak van de in feit 2 opgenomen aangiften omzetbelasting van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) over het jaar 2011, [naam medeverdachte rechtspersoon 2] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ) over het jaar 2011 en [naam medeverdachte rechtspersoon 3] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 3] ) over het derde kwartaal van 2012;
- bewezenverklaring van het onder 1, overige onder 2 en 3 tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 18.000,-, subsidiair 125 dagen vervangende hechtenis.
4..Ontvankelijkheid officier van justitie
in de eerste plaatsgelegen in de vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) met de Belastingdienst over het voldoen van de belastingschulden en de bestuurlijke boete. In artikel 4.1 van de VSO is het niet of niet tijdig betalen van de omzetbelasting uitgezonderd van de bestuurlijke boete. Deze is alleen opgelegd voor fraude met vennootschapsbelasting, loonbelasting en inkomstenbelasting. Dat is in strijd met het una via-beginsel zoals neergelegd in artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling is van dwingend recht en omdat deze bepaling bewust buiten toepassing is gelaten, is er sprake van strijd met de openbare orde. Dit maakt dat artikel 4.1 van de VSO nietig is op grond van 3:40, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en dat heeft tot gevolg dat de bestuurlijke boete ook is opgelegd voor de omzetbelasting.
in de eerste plaatsop het standpunt gesteld dat er geen sprake is van hetzelfde feit, aangezien de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zien op omzetbelasting en de VSO betrekking heeft op de inkomstenbelasting, de loonbelasting en de vennootschapsbelasting. Dit zijn verschillende vormen van belasting die ook in aparte wetten zijn geregeld. Daar doet de gezamenlijke strafbaarstelling in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet aan af. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting zijn ook aanslagbelastingen en geen aangiftebelasting zoals omzetbelasting dat is. De aangifte en de betaling van de aanslag worden dus op een verschillend moment gedaan, zodat ook om die reden geen sprake kan zijn van hetzelfde feit.
in de laatste plaatsop het standpunt gesteld dat het niet tijdig betalen niet hetzelfde is als het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte. Het betreft dus niet hetzelfde feit. Mocht de rechtbank echter anders oordelen, dan behoeft dat alsnog niet te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, omdat er sprake is van nieuwe bezwaren in de zin van artikel 255, tweede lid, Sv. Dat de ingevolge artikel 255, vierde lid, Sv vereiste machtiging ontbreekt, maakt dat niet anders, zo volgt uit jurisprudentie (Rechtbank Roermond 20 februari 2008, ECLI:NL:RBROE:2008:BC5150).
De verdachten, raadslieden en de rechtbank waren daar tot op dat moment niet van op de hoogte. De rechtbank heeft op verzoek van de verdediging op 25 juli 2019 geen uitspraak gedaan, maar het onderzoek voortgezet en de officier van justitie verzocht diverse vragen te beantwoorden en stukken over te leggen met betrekking tot (het tot stand komen van) de documentaire. De officier van justitie heeft vervolgens een proces-verbaal van bevindingen verstrekt met daarin opgenomen diverse passages uit het mediacontract (de overeenkomst die ziet op de documentaire), die in oktober 2014 is getekend door de hoofdofficier van justitie van het functioneel parket en de documentairemaker. Het doel van de documentaire zou zijn ‘een realistisch beeld geven van het werk van de FIOD’. In mei 2014 was besloten dat ten behoeve van de documentaire één specifieke fraudezaak van nabij zou worden gevolgd en dat dat de zaak Fuji zou zijn. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt onder meer dat de documentairemaker heeft meegelopen met het politieonderzoek in Fuji en dat een filmploeg heeft gefilmd tijdens de doorzoekingen van diverse [restaurants] op 2 december 2014.
5..Waardering van het bewijs
feiten 1 en 2);
(feit 3).
6..Bewezenverklaring
2december 2014
hebbengevoerd,
21 november 2014in Nederland,
1 januari 2009tot en met
2 december 2014in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit
7..Strafbaarheid feiten
1..
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
2..
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
3..
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
8..Strafbaarheid verdachte
9..Motivering schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
€ 300.000 bedroeg (Rechtbank Noord-Nederland 28 maart 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1250 en ECLI:NL:RBNNE:2019:1288). Bij een andersoortige belastingfraude maar met een meer vergelijkbaar benadelingsbedrag, namelijk € 947.523, kwam de Rechtbank Amsterdam tot een gevangenisstraf van 24 maanden (Rechtbank Amsterdam 20 december 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:9378).
10..In beslag genomen voorwerpen
11..Bijlagen
12..Beslissing
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit voor de feiten 1, 2 en 3 de diverse kasboeken, administratie en schrijfblokken (nr. 2);