ECLI:NL:RBROT:2020:337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
ROT 18/6461
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtmatigheid van de aanslag precariobelasting opgelegd aan netbeheerder Liander N.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Liander N.V. en de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling over de rechtmatigheid van een aanslag precariobelasting voor het belastingjaar 2018. De aanslag, opgelegd op 31 maart 2018, betrof een bedrag voor het hebben van 444 strekkende meters kabels en leidingen. Eiseres, Liander N.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de verweerder. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 15 mei 2019 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder in staat te stellen te reageren op nieuwe stellingen van eiseres. Na een schriftelijke uitwisseling van standpunten heeft de rechtbank het onderzoek op 16 september 2019 gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeenteraad van Nieuwkoop een verordening heeft vastgesteld op basis waarvan de precariobelasting wordt geheven. Eiseres betoogde dat de gemeente op grond van een Aansluit- en Transportovereenkomst (ATO) verplicht was om de aanwezigheid van de kabels te gedogen, en dat de aanslag daarom niet terecht was.

De rechtbank oordeelde dat de gedoogplicht van de ATO niet van toepassing was op de MS- en LS-kabels die in de heffing waren betrokken. De rechtbank concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en de griffier was aanwezig. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/6461

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 januari 2020 in de zaak tussen

Liander N.V., eiseres,

gemachtigde: mr. M.P.C. Hendriks,
en
de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, verweerder,
gemachtigde: mr. R.P.M.M. Mols.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 31 maart 2018 voor het belastingjaar 2018 een aanslag precariobelasting opgelegd van [bedrag] .
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 14 november 2018 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2019.
Namens eiseres is haar gemachtigde en [naam] ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in staat te stellen op ter zitting overgelegde tekeningen en nadere stellingen van eiseres te reageren.
Bij brief van 24 mei 2019 heeft verweerder een reactie gegeven.
Hierop heeft eiseres bij brief van 18 juli 2019 gereageerd.
Partijen is vervolgens gevraagd of zij prijs stellen op een nadere zitting. Nadat partijen niet hebben aangegeven dat zij een nadere zitting willen, heeft de rechtbank het onderzoek op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op 16 september 2019 gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is de regionale netbeheerder van het elektriciteitsnetwerk in de gemeente Nieuwkoop. Zij is verantwoordelijk voor het hebben, onderhouden en ontwikkelen van dit netwerk.
De aanslag precariobelasting is opgelegd voor het hebben van 444 strekkende meters kabels en leidingen.
In geschil is of verweerder deze aanslag terecht en op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
2. De gemeenteraad van Nieuwkoop heeft op basis van artikel 228 van de Gemeentewet de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2018 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
De Verordening luidt, voor zover voor dit geding van belang is, als volgt:

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, meer specifiek: leidingen, kabels en buizen.
Artikel 3 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, de in artikel 2 bedoelde voorwerpen worden aangetroffen.
Artikel 4 Vrijstellingen
De precariobelasting wordt niet geheven voor:
(..)
b. het hebben van voorwerpen, waarvan de aanwezigheid ingevolge een overeenkomst of anderszins moet worden gedoogd, dan wel waarvoor krachtens een andere gemeentelijke heffingsverordening of op grond van een overeenkomst rechten of vergoedingen aan de gemeente verschuldigd zijn;
(..)
Artikel 5 Belastingtarieven
Het tarief bedraagt voor het hebben van leidingen, kabels en buizen per strekkende kilometer
per jaar: € 885,00.
3. Op 1 augustus 2013 heeft eiseres met de gemeente Nieuwkoop een overeenkomst gesloten, de “
Overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit voor grootverbruikers zoals bedoeld in artikel 1 leden 2 en 3 van de elektriciteitsweg 1998 tussen Liander N.V. en Gemeente Nieuwkoop”(hierna: ATO).
Eiseres wordt in de ATO genoemd als “de netbeheerder” en de gemeente Nieuwkoop “de afnemer”. Bij de ATO wordt onder meer in aanmerking genomen dat “
de netbeheerder aan de afnemer het gebruik van de aansluiting, bestaande uit een of meer verbindingen met het elektriciteitsnetwerk van de netbeheerder, toestaat met het overeen te komen transportvermogen voor elektriciteit voor welke hoeveelheid elektriciteit de afnemer een overeenkomst tot levering is aangegaan met een leverancier”.

In artikel 1 “Aansluiting” van de ATO staat vermeld:

“1. De netbeheerder heeft de afnemer voorzien van een aansluiting op het door haar beheerde net voor de elektrische installatie(s) van de afnemer en verbindt zich tegen betaling deze aansluiting in stand te houden. De elektrische installatie(s) bevindt/bevinden zich op het/de perc(el(en) zoals vermeld in het aanhangsel ‘Gegevens afnemer’. Ieder perceel genoemd in het aanhangsel is een afzonderlijke onroerende zaak.

In artikel 2 “Transport” is opgenomen:


1. De netbeheerder verbindt zich tegen betaling tot het transporteren van elektriciteit naar het overdrachtspunt waar de elektrische installatie van de afnemer op het door de netbeheerder beheerde net is aangesloten.”.
In artikel 3, derde lid, van de ATO staat onder meer:
“De elektriciteitsaansluitingen zoals bedoeld in artikel 1 leden 2 en 3 van de Elektriciteitswet 1998 van de afnemer worden in één aanhangsel opgenomen. (..)
Volgens artikel 4
Voorwaarden voor aansluiting en transportzijn op de ATO van toepassing de “
Algemene Voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers”.
In artikel 10 “
Bijlagen” is bepaald:
“Van deze overeenkomst maken onverbrekelijk deel uit de navolgende bijlagen:
a. Het aanhangsel ‘gegevens afnemer’;
b. Algemene Voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers”
(hierna: de algemene voorwaarden)
Eiseres heeft het bij de ATO als bijlage gevoegde aanhangsel ‘Gegevens afnemer’ overgelegd.
Uit het aanhangsel ‘Gegevens afnemer’ blijkt dat de elektrische installaties de openbare straatverlichting (lantaarnpalen) betreffen. Op dit aanhangsel staan de percelen vermeld waar de lantaarnpalen zich bevinden.
In artikel 1 van de algemene voorwaarden wordt het begrip “
Perceel”als volgt omschreven:

elke roerende of onroerende zaak, gedeelte of samenstel daarvan, ten behoeve waarvan een aansluiting tot stand is gekomen of zal komen, dan wel transport van elektrische energie geschiedt of zal geschieden”.
Het begrip
“Hoofdleiding”wordt als volgt omschreven:

De leiding, die door de netbeheerder wordt beheerd, waarop aansluitingen tot stand kunnen worden gebracht”
Het begrip
“Aansluiting”wordt als volgt omschreven:
“de leiding, die door de netbeheerder wordt beheerd die de elektrische installaties met de hoofdleiding verbindt en alle door de netbeheerder in of aan de leiding aangebrachte apparatuur, zoals meet inrichting, aansluitkasten schakel- en beveiligingsinrichtingen”.
In artikel 5 “
Rechten met betrekking tot het perceel”is opgenomen:
“5.1
De afnemer zal toestaan dat zowel voor hemzelf als ten behoeve van derden in, aan, op, onder of boven het perceel leidingen worden gelegd, aansluitingen tot stand worden gebracht, aftakkingen op reeds bestaande aansluitingen worden gemaakt, alsmede dat deze en bestaande leidingen, aansluitingen of aftakkingen worden in stand gehouden, onderhouden, uitgebreid, gewijzigd of weggenomen. Ten gevolge van deze werkzaamheden aan het perceel toegebrachte schade zal door de netbeheerder worden hersteld, dan wel, indien zulks niet mogelijk is, worden vergoed”.
4. Eiseres voert aan dat verweerder geen bevoegdheid heeft om precariobelasting van haar te heffen, omdat de gemeente Nieuwkoop op grond van de ATO als eigenaar van de grond moet gedogen dat eiseres kabels onder de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Eiseres doet dus een beroep op de vrijstelling van artikel 4 aanhef en onder b van de Verordening.
De andere beroepsgrond dat de heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel heeft eiseres ter zitting ingetrokken.
5. Gebleken is dat de aanslag is opgelegd op basis van de opgaaf van eiseres van het aantal strekkende meters kabels en leidingen van 13 oktober 2015. Hieruit blijkt dat de aanslag is opgelegd voor 286.898 meter elektriciteitskabel en 157.594 meter gasleiding, zoals ter zitting ook door eiseres is bevestigd. Omdat de ATO enkel ziet op het elektriciteitsnetwerk van eiseres, is het gedeelte van de aanslag voor het hebben van gasleidingen niet in geschil.
6. Naar de rechtbank begrijpt vangt het elektriciteitsnetwerk van eiseres aan vanaf een zogeheten onderstation waar elektrische voeding binnenkomt via het hoogspanningsnetwerk. In dit onderstation wordt de spanning getransformeerd van hoogspanning naar middenspanning. Vanuit een onderstation lopen meerdere middenspanningskabels (MS-kabels) naar middenspanningsruimtes. In een middenspanningsruimte wordt de middenspanning getransformeerd naar laagspanning voor woningen, kleine bedrijven en de openbare verlichting. Vanuit de middenspanningsruimtes lopen verschillende laagspanningskabels (LS-kabels) een wijk in. Op deze LS-kabels worden (onder andere) de lantaarnpalen aangesloten.
6. Niet in geschil is dat de MS-kabels en de LS-kabels in de heffing zijn betrokken. Evenmin is in geschil dat de aansluitingskabels (de verbindingskabels) vanaf de LS-kabels naar de lantaarnpalen buiten de heffing zijn gebleven. De vraag is of de MS- en LS-kabels terecht zijn aangeslagen.
7. Op grond van vaste jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 14 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3437, kan geen precariobelasting worden geheven indien de gemeente verplicht is het hebben van voorwerpen door degene, die de voorwerpen heeft, te gedogen.
In het arrest van 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1267 heeft de Hoge Raad gewezen op het onderscheid tussen publiekrechtelijk toelaten en privaatrechtelijk gedogen. Van een contractuele gedoogplicht die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat, is slechts sprake indien een gemeente op grond van een overeenkomst als eigenaar van de grond moet gedogen dat de wederpartij voorwerpen op, onder of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
8. Eiseres betoogt dat uit artikel 5.1 van de algemene voorwaarden volgt dat de gemeente op privaatrechtelijke grondslag verplicht is om de elektriciteitskabels op of boven de openbare gemeentegrond te gedogen. Zij verwijst daartoe naar de uitspraak van hof Den Haag van 26 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2784, welke door de Hoge Raad in stand is gelaten in het arrest van 15 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:926.
8.1
Naar de rechtbank begrijpt is niet in geschil dat de verplichting om de in artikel 5.1. van de algemene voorwaarden vermelde werkzaamheden toe te staan, niet anders kan worden begrepen dan dat ook het “hebben”(als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet) van kabels en leidingen in de grond dient te worden toegestaan. De rechtbank sluit zich hierbij aan (vergelijk ook rechtsoverweging 8.5 van de hiervoor genoemde uitspraak van Hof Den Haag van 26 september 2017).
8.2
Verweerder is van mening dat de toestemming voor het “hebben” is gegeven in het kader van de uitoefening van een publiekrechtelijke taak. Daaruit volgt volgens het arrest van 24 juni 2016 geen gedoogplicht. Hierin volgt de rechtbank hem niet. De ATO is een privaatrechtelijke overeenkomst. Noch uit de tekst van de ATO noch uit de algemene voorwaarden kan worden afgeleid dat de ATO is gesloten ter uitvoering van een publiekrechtelijke taak van de gemeente.
Verder volgt uit een eventueel privaatrechtelijk toestaan volgens verweerder geen gedoogplicht, omdat de “afnemer” (de gemeente Nieuwkoop) enkel in zijn hoedanigheid van (net)gebruiker toestaat en niet als eigenaar. Ook hierin volgt de rechtbank verweerder niet. De gemeente heeft zich immers door de ATO verbonden om in de grond waarvan de gemeente eigenaar is kabels te gedogen. De gedoogplicht op grond van de ATO betreft dus een contractuele gedoogplicht die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat.
8.3
Daarmee is het geschil nog niet beslecht. De vraag die vervolgens rijst is of de gedoogplicht van de ATO ook betrekking heeft op de MS- en LS-kabels. Als dat zo is mogen ook de MS- en LS-kabels immers niet in de heffing van de precariobelasting worden betrokken.
8.4
De rechtbank vindt dat de gedoogplicht van de ATO niet ziet op de MS- en de LS-kabels. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Uit artikel 5.1 van de algemene voorwaarden volgt dat er voor de gemeente (als eigenaar) van de in het aanhangsel “gegevens afnemer” genoemde percelen een gedoogplicht bestaat. Die percelen zijn de aansluitingen vanaf de LS-kabels naar de lantaarnpalen en deze zijn ook niet aangeslagen. Anders dan eiseres betoogt ziet deze gedoogplicht enkel op deze percelen en niet op de MS- en LS-kabels. Dit volgt onder meer uit artikel 1 van de ATO, waarin (in samenhang met het aanhangsel) expliciet is aangegeven op welke percelen de overeenkomst betrekking heeft. De reikwijdte van de ATO kan niet worden uitgebreid door artikel 5.1 van de algemene voorwaarden. Bovendien volgt uit de formulering van deze bepaling niet ondubbelzinnig dat moet worden afgeweken van de bedoeling van artikel 1 van de ATO om (enkel) voor de percelen genoemd in het aanhangsel een gedoogplicht te garanderen.
Ook uit de overige bepalingen blijkt dat de ATO enkel ziet op de percelen. Artikel 3, derde lid, van de ATO spreekt over “de elektriciteitsaansluitingen” en in de algemene voorwaarden wordt een aansluiting gedefinieerd als
de leidingdie de elektrische installaties met
de hoofdleiding(in dit geval de LS-kabel) verbindt. De hoofdleiding is gedefinieerd als
de leidingwaarop
aansluitingentot stand kunnen worden gebracht. Uit dit alles volgt dat de hoofleiding (de LS-kabel) wordt onderscheiden van de aansluitingen op de percelen waarop de ATO wel van toepassing is. Enkel de verbindingskabels tussen de LS-kabels en de lantaarnpalen vallen dus onder de ATO.
Dat artikel 2 van de ATO garandeert dat eiseres elektriciteit transporteert naar een overdrachtspunt, waar eiseres op wijst, is onvoldoende om de gedoogplicht verder te laten gelden dan de percelen genoemd in het aanhangsel.
9. Dit betekent dat verweerder de aanslag terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzitter, en mrs. M. Munsterman en
J.A. Monsma, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 17 januari 2020.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).