Uitspraak
Uitspraak d.d. 26 september 2017
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Verordening
Vaststaande feiten
“Artikel 5 Rechten met betrekking tot het perceel
“Artikel 6 Rechten met betrekking tot het perceel
Artikel 1
“Artikel 1 – Omschrijving
[Hof: [C] ], de speciale openbare verlichtingskabels, aansluitleidingen van de hoofdkabels van “ [C] ” dan wel de speciale verlichtingskabels naar de verlichtingsobjecten, lichtmasten, armen, armaturen, geleidingen, beveiligings- en ontstekingsapparaten, relais en klokken alsmede lampen en buizen, in de voorkomende gevallen met toebehoren, dienende om – waar zulks door “verbruiker” nodig wordt geacht – gemeentelijke openbare wegen, dan wel onder haar beheer staande openbare wegen en wat daartoe gerekend kan worden, te verlichten.”
Artikel 2 – Uit te voeren werken, eigendomsverhoudingen en storingen
Artikel 10 – Heffingen
Artikel 3 Belastingplicht
Artikel 4 Vrijstellingen
Oordeel van de Rechtbank
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
ten behoeve van derdenin
het perceelleidingen worden gelegd en aansluitingen tot stand worden gebracht. Een beperking van de gedoogplicht tot uitsluitend het door de Heffingsambtenaar genoemde gedeelte van de bekabeling verenigt zich niet met die bepaling. Dit geldt ook voor de openbare verlichting. De gemeente heeft immers, gelijk de Heffingsambtenaar ter zitting ook heeft verklaard, de (zorg)plicht een openbaar verlichtingsnetwerk in stand te houden voor haar burgers. Dit maakt dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat ook voor de openbare verlichting de stelling van de Heffingsambtenaar niet opgaat. Ook daarvoor geldt dat een beperking van de gedoogplicht niet aan de orde is. De omstandigheid dat in de OV-overeenkomst en de Algemene overeenkomst voor openbare verlichting het “derdengebruik” zoals in artikel 5, eerste lid van de algemene voorwaarden grootverbruik is bedoeld, niet is genoemd, maakt dit oordeel niet anders.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een bedrag van € 23.895;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3.339, en
- gelast de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 837 aan griffierecht te vergoeden.
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.