ECLI:NL:HR:2018:926

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
17/05145
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake precariobelasting

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 september 2017, nr. BK-16/00583. Dit hoger beroep was ingesteld door [X] B.V. (hierna: belanghebbende) tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 16/1016) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de precariobelasting voor het jaar 2015. Het College heeft in cassatie een aantal klachten ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een verweerschrift. Het College heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van het College beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht geheven van € 501 van het College. Dit arrest is uitgesproken op 15 juni 2018 door vice-president G. de Groot, samen met raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

15 juni 2018
nr. 17/05145
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulstte
Hulst(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 26 september 2017, nr. BK-16/00583, op het hoger beroep van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 16/1016) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de precariobelasting van de gemeente Hulst.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst wordt een griffierecht geheven van € 501.