Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 8.891,77 van appellant teruggevorderd.
niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de rechtbank het volgende overwogen. Ter zitting van de rechtbank is namens appellant verklaard dat hij het besluit van 17 november 2014 heeft ontvangen en hij op de hoogte was van het feit dat zijn bezwaren gegrond zijn verklaard. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij het besluit van 19 november 2014 niet eerder dan op 4 mei 2015 heeft ontvangen. Uit het door het Zorgkantoor overgelegde telefoonoverzicht volgt echter dat de zoon van appellant op 21 november 2014 telefonisch contact met het Zorgkantoor heeft opgenomen. In de telefoonnotitie staat
“meneer belt over vordering 2013. Snapt niet waarom nog moet terugbetalen. Uitgelegd dat er een verschil zit tussen de verantwoording en budget. Meneer heeft niet het hele budget aan zorg uitgegeven, dus moet bedrag terugbetalen.”Hieruit moet naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat het besluit van 19 november 2014 appellant heeft bereikt. De stelling van appellant dat hij naar aanleiding van het besluit van 17 november 2014 heeft gebeld met de vraag of alles nu was afgehandeld en pas op dat moment werd geconfronteerd met de terugvordering volgt niet uit de notitie. De tekst van deze notitie is niet voor andere uitleg vatbaar dan dat appellant belde in de wetenschap dat er een bedrag werd teruggevorderd. Appellant is er dan ook niet in geslaagd de ontvangst van het besluit van 19 november 2014 op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat het beroep tegen de besluiten van 17 november 2014 en 19 november 2014 niet tijdig is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is er voorts geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. Gesteld noch gebleken is dat appellant in de onmogelijkheid verkeerde om tijdig, zo nodig op nader aan te voeren gronden, beroep in te stellen.
4 mei 2015 heeft ontvangen. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij naar aanleiding van het besluit van 17 november 2014 contact heeft opgenomen met het Zorgkantoor om te vragen of nu alles afgerond is. Tijdens dit gesprek is hij met een terugvordering geconfronteerd.
– zonder nader bewijs – ook de verzending aannemelijk is. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om gevallen waarin naar aanleiding van dat besluit handelingen zijn verricht of om informatie is gevraagd waaruit moet worden afgeleid dat de aanbieding van het poststuk met het besluit aan het adres van de belanghebbende wel heeft plaatsgevonden (zie de uitspraak van de Raad van 26 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1501).
21 november 2014 heeft gebeld over de terugvordering over het jaar 2013. In wat appellant daartegen heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding om aan de inhoud van deze telefoonnotitie te twijfelen. Appellant heeft weliswaar aangevoerd dat de notitie geen juiste weergave is van het gevoerde telefoongesprek, omdat zijn zoon belde met de vraag of met het besluit van 17 november 2014 alles was afgerond en toen door het Zorgkantoor werd geconfronteerd met de terugvordering, maar deze weergave strookt niet met de verklaringen die de zoon van appellant zelf tijdens de zitting van de rechtbank en deze Raad over het telefoongesprek heeft gegeven. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat de zoon van appellant op 21 november 2014 heeft gebeld over de terugvordering over 2013. Nu alleen het besluit van 19 november 2014 daarop betrekking heeft, moet appellant dit besluit in ieder geval op 21 november 2014 al hebben ontvangen.
19 november 2014 rond die datum aan appellant is verzonden en daarmee op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Dit betekent dat het beroep tegen het besluit van 19 november 2014 niet tijdig is ingesteld. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat er geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding is gegeven. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 19 november 2014 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.