1.3.In boetezaak 201705763 heeft verweerder in het primaire besluit een boete opgelegd van € 5.000. Daarbij heeft verweerder ook vanwege de samenhang tussen de beboetbare feiten volstaan met de oplegging van één boete maar de boete verhoogd vanwege recidive, gebaseerd op een eerder boetebesluit van 26 mei 2017. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit primaire besluit gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 2.500 omdat het eerdere besluit van 26 mei 2017 nog niet onherroepelijk was en de boete dus ten onrechte vanwege recidive was verhoogd.
2. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op 13 rapporten van bevindingen die zijn opgemaakt door toezichthouders van de NVWA. In de rapporten van bevindingen in de boetezaken 201702504, 201705074, 201705075 en 201705763 beschrijven de toezichthouders dat na het kantelen meerdere kuikens achterbleven op de kleppen, dat enkele daarvan hardhandig werden meegesleurd richting de reinigings- en ontsmettingsmachine en dat enkele kuikens daarbij circa 2 meter omlaag vielen op de harde vloer. Volgens de toezichthouders vertoonden de gevallen kuikens tekenen van pijn, spanning of lijden. In de boetezaken 201704221, 201704361, 201704364, 201704534, 201704539, 201704540, 201704725, 201705294 en 201705760) beschrijven de toezichthouders in de rapporten (ook) dat er zodanig werd gekanteld dat kuikens op sommige plaatsen meerdere lagen op elkaar gestapeld werden en er te weinig ruimte voor de kuikens op de dumpband was om allemaal een eigen plekje te krijgen.
3. Eiseres voert aan dat de constateringen in de rapporten dat kuikens op elkaar lagen en er op de band te weinig ruimte was om ze een eigen plekje te geven inherent is aan het toegestane kantelproces. De stelling van verweerder dat het te voorkomen is met een langzamere kanteling, grotere tussenpozen tussen de kantelingen of een grotere dumpband getuigt van onvoldoende inzicht in het kantelproces. Bij een kanteling vallen de kuikens recht naar benden, dus ook op elkaar en dit is niet te ondervangen met een grotere dumpband. Daarnaast kan verweerder niet stellen dat onvoldoende tussenpozen tussen de kanteling in acht zijn genomen nu steeds in de rapporten staat dat de kuikens op een lege dumpband werden gekanteld. Voorts voert eiseres aan dat in het beleid van verweerder het meer dan één keer kantelen van een container, het nakantelen, niet is toegestaan, terwijl dit juist nodig is als er kuikens in de container en op de kleppen achterblijven. Achtergebleven kuikens kunnen ook handmatig worden verwijderd maar dat veroorzaakt meer stress of lijden dan nakantelen en kan uit veiligheidsoogpunt niet eerder gebeuren dan nadat de gekantelde container uit de kantelaar is verwijderd. Dat er volgens de rapporten kuikens achterbleven op de kleppen en soms op de vloer vielen is dus toerekenbaar aan het door verweerder destijds niet toestaan van nakantelen. Daarnaast volgt uit de rapporten niet dat sprake is van een overtreding omdat daarin immers niet is geconstateerd dat een operator die de containers inspecteert op achtergebleven kuikens na verwijdering, een fout heeft gemaakt. Voorts vindt eiseres het onbegrijpelijk dat in sommige rapporten staat dat kuikens hardhandig werden meegesleurd; dit zijn subjectieve termen en bij het machinaal verwijderen van de containers uit de kantelaar kan daar geen sprake van zijn. Verder bestrijdt eiseres dat er ten aanzien van de norm ‘vermijdbaar’ geen ruimte bestaat voor bedrijfseconomische of bedrijfsorganisatorische redenen. Voorts voert eiseres aan dat een overtreding niet kan worden bewezen met de enkele constatering van de toezichthouder dat er pijn, spanning of lijden bij een dier is waargenomen. Er moet ook vaststaan dat de waargenomen pijn, spanning of lijden verband houdt met hetzij het door de exploitant niet gebruiken van geoorloofde methoden, hetzij het niet optimaal toepassen daarvan en dat is hier niet het geval. Verder bestaan de rapporten van bevindingen in deze zaken uit standaardzinnen, zonder verdere omschrijving van de feiten en omstandigheden zodat deze onvoldoende feitelijk onderbouwd zijn om aan de boetebesluiten ten grondslag te kunnen leggen, aldus eiseres.